Prediker 1:12-2:11
12 Ik, Prediker, was koning van Israël in Jeruzalem. 13 Ik heb met heel mijn hart elke vorm van wijsheid onderzocht, want ik wilde alles wat onder de hemel gebeurt doorgronden. Het is een trieste bezigheid. Een kwelling is het, die de mens door God wordt opgelegd. 14 Ik heb alles gezien wat onder de zon gebeurt, en vastgesteld dat het niet meer is dan lucht en najagen van wind. 15 Wat krom is kan niet recht worden gemaakt, en wat ontbreekt kan niet worden meegeteld. 16 Ik zei tegen mezelf: Ik heb meer en groter wijsheid verworven dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. Ik heb veel wijsheid en kennis opgedaan. 17 Ik heb me er met hart en ziel voor ingespannen te ontdekken wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Maar ook dat, zo heb ik ingezien, is enkel najagen van wind. 18 Want wie veel wijsheid heeft, heeft veel verdriet. En wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart. 1 Ik zei tegen mezelf: Kom, laat ik proberen de genoegens van het leven te smaken en te genieten van het goede. Maar ook dat, ontdekte ik, is enkel leegte. 2 Vrolijkheid, zei ik tegen mezelf, is niet meer dan dwaasheid. En waar leidt vreugde toe? 3 Ik heb mezelf ondergedompeld in de vrolijkheid van de wijn, en ik greep die dwaasheid aan om te onderzoeken of ik in mijn wijsheid-want die behield altijd de overhand-kon ontdekken wat een mens het beste doen kan, dat luttel aantal levensdagen dat hij doorbrengt onder de hemel. 4 Ook heb ik grootse dingen ondernomen: Ik heb voor mezelf paleizen gebouwd en wijngaarden geplant. 5 Ik heb tuinen en parken aangelegd en daarin een keur van vruchtbomen geplant. 6 Ik heb waterbekkens gegraven om een bos met jonge bomen te bevloeien. 7 Ik heb slaven en slavinnen gekocht, en ook hun kinderen werden slaven in mijn huis. Ik bezat talrijke runderen, schapen en geiten, meer dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. 8 Ik heb goud en zilver opgestapeld en in de rijkdom gedeeld van koningen en landen. Ik heb zangers en zangeressen aangesteld en het genot geproefd van vele, vele vrouwen. 9 Grootse dingen heb ik ondernomen en meer bezit vergaard dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. En bij alles wat ik voor mezelf verworven had, behield ik ook mijn wijsheid. 10 Alles wat mijn ogen vroegen heb ik ze gegund, elke vreugde die mijn hart verlangde heb ik het gegeven, en ik genoot naar hartelust van al het goede dat ik had verworven. Het was het loon voor mijn gezwoeg. 11 Maar toen nam ik alles wat ik ondernomen had nog eens in ogenschouw, alles wat mijn moeizaam gezwoeg me opgeleverd had, en ik zag in dat het allemaal maar lucht en najagen van wind was. Het had geen enkel nut onder de zon. (NBV)
Het boek van Prediker wordt in de herfst gelezen als de oogst binnen is en het feest van de oogst kan beginnen. Maar de Koning van de oogst, de Koning van Jeruzalem, wordt er depressief van. Heb je de hele zomer gezwoegd en gesloofd, wat heb je dan. Je eten en je weet dat het na de winter weer op zal zijn en je weer opnieuw kunt beginnen. En als je dood gaat is het weg want je kunt het niet meenemen, zelfs niet als je rijk en machtig bent. De Koning heeft alles onderzocht dat onder de hemel is, maar vond niets. Hoe meer hij te weten kwam, hoe droeviger hij werd. Want in plaats van dat de mensen tevreden zijn met wat ze hebben slaan ze elkaar nog de hersens in om meer te krijgen. Drogredenen voeren ze er voor aan maar wat krom is kan niet worden recht gemaakt. Wat er niet is zal er ook niet komen. Je wordt nooit rijker dan rijk en machtiger dan machtig. Uiteindelijk heeft iedereen hetzelfde als bij het begin. De pasgeboren baby heeft hetzelfde als de net gestorven grijsaard, niets namelijk. Dat brengt de Prediker tot de conclusie dat alles lucht en leeg is, alle zwoegen is najagen van wind.
Onze inspanningen om er zelf beter van te worden zijn tevergeefs. En zelfs als je genot zoekt in het goede, je onderdompelt in de vrolijkheid van de wijn dan nog is het vergeefs, uiteindelijk houd je er hoofdpijn, buikpijn en een verwoeste lever aan over. Drank maakt meer kapot dan je lief is en comazuipen brengt je alleen maar in het ziekenhuis. Het geluk zit niet in de dingen die je gewoonlijk in de wereld tegenkomt. Uiteindelijk blijft er niets van over. Prediker veroordeelt het niet, hij hoeft alleen zijn ervaringen door te geven. Er is er in al de eeuwen na Prediker niks veranderd. Nemen we nu eens aan dat het boek Prediker zo’n 300 jaar voor het begin van onze jaartelling werd geschreven. Dan weten we dus al bijna 2500 jaar dat zwoegen, zwelgen en najagen van eigen genot en kennis uiteindelijk een mens niet gelukkig maken. Maar waar komt toch het idee vandaan dat je van de Bijbel helemaal niet mag genieten? Nergens is dat verboden. Ook de Koning die hier in het boek van de Prediker als verteller optreedt heeft geen spijt van al zijn gezwoeg, hij kijkt er kennelijk met genoegen op terug. Maar”¦ er staat in het laatste vers van gedeelte een hele grote maar, want al dit gezwoeg al dat najagen van genot, het heeft geen nut het is leeg en lucht, het heeft geen enkel belang.
Daar verschilt de Bijbel wellicht van wat er over het algemeen in de wereld aan de gang is. Niets is immers belangrijker dan de betaald voetbalwedstrijd van het komende weekeinde. En als de plaatselijke betaald voetbalclub op een doordeweekse avond een internationale wedstrijd moet spelen dan worden vergaderingen, zelfs gemeenteraadsvergaderingen, uitgesteld en verplaatst. Het amusement van de meest populaire sport gaat overal voor en beheerst alles. Het overheerst ook alle zorg en aandacht voor de armen. Die aandacht en zorg krijgen we tegenwoordig op de Televisie in de vorm van amusement. Tranentrekkende programma’s zijn zeer populair en Nederlandse vrijwilligers die ergens helpen worden tot helden verheven. Waar al dat leed vandaan komt, wie er beter van geworden is toen er op hulp werd bezuinigd, waarom we de meest eenvoudige maatregelen om leed te voorkomen niet weten te nemen, waarom de zorg ten onder gaat aan administratie en papierbergen komt in die televisieprogramma’s niet aan de orde. Leeg is het dus en wind, ongrijpbaar, voorbijgaand en niet dienend tot enig nut, met geen enkel gevolg voor de armen. En juist het effect op de armen zou toch de maat moeten zijn waarmee we het nut van onze handelingen moeten meten.