Jesaja 60:1-14
1 Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. 2 Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de HEER, zijn luister is boven jou zichtbaar. 3 Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel. 4 Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe; je zonen komen van ver, je dochters worden op de heup gedragen. 5 Je zult stralen van vreugde als je het ziet, je hart zal van blijdschap overslaan. De schatten van de zee zullen je toevallen, de rijkdom van vreemde volken valt je in de schoot. 6 Een vloed van kamelen zal je land overspoelen, jonge kamelen uit Midjan en Efa. Uit Seba komen ze in groten getale, beladen met wierook en goud. Zij verkondigen de roemrijke daden van de HEER. 7 Alle schapen en geiten van Kedar worden voor jou bijeengedreven, Nebajots rammen staan je ter beschikking; ze zijn weer welkom als offer op mijn altaar. Mijn tempel zal ik in alle luister herstellen. 8 Wie zijn het die daar zweven als een wolk, die komen aanvliegen als duiven naar hun til? 9 De kustlanden hebben hun hoop op mij gevestigd. De schepen uit Tarsis gaan voorop om je kinderen van verre terug te brengen; ze hebben zilver en goud bij zich ter ere van de HEER, je God, de Heilige van Israël, die jou deze luister heeft verleend.10 Vreemdelingen zullen je muren herbouwen, hun koningen staan je ter beschikking. Ik heb je geslagen in mijn woede, in mijn mededogen zal ik me over je ontfermen. 11 Je poorten zullen nooit gesloten worden, dag en nacht zullen ze openstaan, zodat de rijkdom van vreemde volken kan binnenstromen, met de koningen die worden meegevoerd. 12 Elk volk of koninkrijk dat weigert jou te dienen, zal ten onder gaan; al die volken zullen worden verdelgd en vernietigd. 13 De luister van de Libanon, den, kamperfoelie en cipres, ze zullen bij je komen, om mijn heiligdom luister bij te zetten; zo eer ik de plaats waar mijn voeten rusten. 14 Met gebogen hoofd zullen ze komen, de zonen van je onderdrukkers, en iedereen die jou verachtte zal zich aan je voeten neerwerpen. Ze noemen je ‘Stad van de HEER’, ‘Sion van de Heilige van Israël’. (NBV)
Het is natuurlijk verleidelijk om de oproep waarmee het gedeelte van vandaag begint als een gebod voor de individuele gelovige te beschouwen. Zo is en wordt er vaak ook in kerken over gepreekt. Mooi optimistisch en als je succes hebt dan bewijst dat maar weer eens dat God je handelen welgevallig is. Maar het slaat de plank over de betekenis van dit Bijbelgedeelte helemaal mis. De oproep is niet tot een mens gericht, zelfs niet tot een koning. De oproep is tot een stad gericht. Niet zomaar een stad, maar een bijzondere stad met een bijzondere taak. Het gaat hier om Jeruzalem, het Jeruzalem van na de ballingschap, het Jeruzalem waar de Tempel van de God van Israël weer herbouwd wordt. Wij vergeten zo gemakkelijk het uitermate bijzondere van die Tempel en daarmee van die stad.
Wij kennen in onze wereld geen overvloed van Tempels met godenbeelden, voor elk probleem een andere god met een andere Tempel en andere riten en andere offers. Daar tussen stond Jeruzalem met een Tempel waar je één God kon ontmoeten voor alle problemen die maar voorstelbaar zijn. Maar daar stond geen beeld van die God. De manier waarop de meeste problemen kunnen en konden worden opgelost was te vinden in de richtlijnen van die God voor een menselijke samenleving, die richtlijnen die in die Tempel werd bewaard als een heilig geschenk dat de mensheid had gekregen van die God. Voor een wereld vol van de Liefde, een wereld van delen, van recht en gerechtigheid, een wereld vol vrede en de keus voor het leven. Die richtlijnen maakte die Tempel tot het middelpunt van de aarde, die richtlijnen en die Tempel maakten dat Jeruzalem kon gaan schitteren voor alle volken. Op de Tempelberg schitterde het licht voor alle volken en daarom heette de hele stad wel naar die berg, Sion van de Heilige van Israël.
Ooit had Salomo als koning een eerste Tempel mogen bouwen en daarvoor de kostbaarste materialen uit de buurlanden laten komen. Soms zelfs kostbare bouwmaterialen van ver weg. De profeet voorspelt nu dat als de ballingen terugkomen van de ballingschap en de Tempel en de Stad weer herbouwen de buurvolken vrijwillig komen om kostbare bouwmaterialen aan te dragen. Dat doen ze omdat ze willen genieten van de schittering van de richtlijnen, omdat recht en gerechtigheid onder de volken alle mensen vrede zullen geven. En dat is in onze dagen natuurlijk niet anders. Vrede bevordert de welvaart en recht en eerlijk delen het welzijn van alle mensen. Als we dat weten op te brengen voor alle mensen op aarde dat breekt overal de vrede uit en zijn honger en ellende verdwenen, dan wordt eindelijk recht gedaan aan de armen. Dan hoeven niet alleen de voeten van God op aarde te rusten, dan kan God zijn tenten op deze aarde opzetten zoals in het boek Openbaring wordt beloofd. Wij mogen alvast aan die aarde werken, ook vandaag weer