2 Samuel 1:1-16
1 Saul was gesneuveld en David had de Amalekieten verslagen en was alweer twee dagen terug in Siklag. 2 Op de derde dag liet zich iemand uit het legerkamp van Saul aandienen. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Bij David gekomen, boog hij diep voorover. 3 ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg David, en de man antwoordde: ‘Uit het legerkamp van Israël. Ik ben ontkomen.’ 4 ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg David ongerust. ‘De soldaten moesten vluchten, ‘vertelde hij. ‘Velen van hen zijn gesneuveld, en ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn omgekomen.’ 5 ‘Hoe weet u zo zeker dat Saul en zijn zoon Jonatan dood zijn?’ vroeg David aan de boodschapper die hem dit was komen vertellen. 6 ‘Ik was heel toevallig op de Gilboa, ‘antwoordde hij. ‘En daar stond Saul, leunend op zijn speer; de strijdwagens en ruiters hadden hem al bijna te pakken. 7 Hij keek om, en toen hij mij zag, riep hij me bij zich. “Wat kan ik voor u doen, heer?” vroeg ik, 8 en hij vroeg: “Wie ben jij?” “Ik ben een Amalekiet, ”zei ik, 9 en toen zei hij: “Kom hier en geef me de genadestoot. Want ik leef nog wel, maar de dood heeft mij al in zijn greep.” 10 Dus ik ging naar hem toe en gaf hem de genadestoot, want ik begreep dat hij, nu de strijd verloren was, niet lang meer te leven had. Toen nam ik hem zijn hoofdband en zijn armband af om ze voor u mee te nemen, mijn heer.’ 11 Hierop greep David zijn kleren en scheurde ze, en ook al zijn mannen deden dat. 12 Ze rouwden, jammerden en vastten tot de avond viel voor Saul, zijn zoon Jonatan en het volk van de HEER, het volk van Israël, omdat zij in de strijd waren gesneuveld. 13 David vroeg aan de boodschapper die hem dit alles was komen vertellen: ‘Waar komt uw familie vandaan?’ ‘Ik ben een Amalekiet, ‘antwoordde hij. ‘Mijn vader is hier als vreemdeling komen wonen.’ 14 Daarop vroeg David: ‘Hoe hebt u het gewaagd uw hand op te heffen tegen de gezalfde van de HEER, en hem te doden?’ 15 Hij riep een van zijn dienaren bij zich en beval: ‘Kom hier, dood hem.’ En de dienaar stak hem dood, 16 terwijl David zei: ‘U hebt uw dood aan uzelf te wijten, want u hebt uzelf met zoveel woorden beschuldigd door te zeggen: “Ik heb de gezalfde van de HEER de genadestoot gegeven.”’ (NBV)
Er was een tijd dat de boeken van de Hebreeuwse Bijbel op rollen werden geschreven. Tot op vandaag hebben Synagogen die rollen en ze dragen ze tijdens de dienst op Sabbat rond in de Synagogen, vooral de rollen van de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel. Maar we hebben twee rollen die genoemd zijn naar de profeet Samuël. Hoedat kan? De rol waarop het boek Samuël werd geschreven was vol. Maar het verhaal over de komt van de koning voor Israël was nog niet uit. De vraag of een koning naar Gods hart ook kon in plaats van een koning zoals de Heidenen hadden was nog niet beantwoord. Daarom werd een tweede rol gepakt, ook een boekrol waarop het boek Samuël zou worden geschreven, de tweede rol, het tweede boek Samuël dus. En zo zijn wij in alle vertalingen aan het Eerste en het Tweede boek Samuël gekomen. En op die tweede rol begon het direct met de vraag of de Koning van Israël een bevrijder zou worden of een bedwinger.
Was er vreugde of verdriet om de dood van Saul en zijn zonen? Om het belang van die vraag te onderstrepen komt de boodschap op de derde dag bij David, kleren gescheurd en stof op het hoofd, de kleding en het uiterlijk van diepe rouw.Hoe kan het dat iemand levend uit een strijdgewoel komt waarin Saul en zijn zonen de dood hebben gevonden? David wil precies weten van hoe en wat. En dat werd een mooi verhaal. De boodschapper was toevallig in de buurt geweest toen Saul op het punt stond gepakt te worden door de strijdwagens en ruiters van de Filistijnen. Saul had de dappere soldaat van Israël ontboden en, toen hij had verteld een Amalekiet te zijn, gevraagd hem de genadestoot te geven omdat hij stervende was. De Amalekiet had hem de genadestoot gegeven.en de armband en hoofdband van Saul meegenomen hij had dus ook het lijk van Saul beroofd.
Amelakieten zijn in de Bijbel de lafaards, strijders die hun tegenstander in de rug aanvallen. Maar nu kwam het er op aan hoe David op dit bericht al reageren. Barst er een feest los of juist niet? Niet dus, er wordt gerouwd en gevast tot de avond voor Saul en zijn zonen. Kleren worden gescheurd en alle soldaten volgden David in zijn rouw. En nogmaals vroeg David wie de boodschapper was en weer klinkt het “ik ben een Amalekiet” Uitgerekend een Amalekiet had de Gezalfde Koning van Israël gedood? Het volk dat laf en achterbaks de zwakken aanviel terwijl het oorlog was? Op zulke daad staat de doodstraf, dit kan niet geduld worden onder de mensen. Pas dus op met de doodstraf. Want de Amelakiet had nepnieuws verspreid. Saul was immers gedwongen geweest zichzelf in zijn zwaard te werpen? Op verspreiden van nepnieuws staat niet de doodstraf maar bij nieuws mag je dus ook afvragen wie eigenlijk belang heeft bij het verspreiden van dat nieuws.