1 Samuel 23:14-28
14 David en zijn mannen verschansten zich in rotsholen in de met kloven doorsneden woestenij ten oosten van Zif. Saul stuurde elke dag verkenners uit om David op te sporen, maar God leverde hem niet aan hem uit. 15 David, die in Choresa zat, in de woestijn van Zif, merkte wel dat Saul het nog steeds op zijn leven gemunt had. 16 Sauls zoon Jonatan zocht David in Choresa op om hem te zeggen dat hij op God moest blijven vertrouwen. 17 ‘Je hoeft niet bang te zijn, ‘zei hij, ‘mijn vader Saul zal je niet te pakken krijgen. Jij zult koning van Israël worden en ik zal je tweede man zijn. En dat weet mijn vader zelf ook.’ 18 Nadat ze samen ten overstaan van de HEER hun vriendschapsverbond hadden bevestigd, ging Jonatan terug naar huis; David bleef in Choresa. 19 Ondertussen waren enkele inwoners van Zif naar Gibea gegaan om Saul te vertellen: ‘Weet u niet dat David zich bij ons in Choresa schuilhoudt, in de holen in de wand van de Chachila, ten zuiden van de Jesimon? 20 U bent er toch zo op gebrand om op David af te gaan, koning? Doe het dan nu; wij zullen ervoor zorgen dat hij u in handen valt.’ 21 ‘Moge de HEER u zegenen, ‘antwoordde Saul. ‘U bent tenminste met mij begaan. 22 Maar ga eerst nog een keer precies na waar hij zit en wie hem daar gezien heeft, want men heeft me verteld dat hij bijzonder listig te werk gaat. 23 Zorg ervoor dat u al zijn schuilplaatsen te weten komt en kom dan met de precieze gegevens bij me terug. Dan zal ik met u meegaan, en als hij zich inderdaad bij u in Juda bevindt, zal ik hem tussen alle duizenden inwoners van het land weten te vinden.’ 24 Daarop vertrokken de bezoekers om Saul voor te gaan naar Zif. David en zijn mannen bevonden zich inmiddels in de woestijn bij Maon in de Araba, ten zuiden van de Jesimon. 25 Toen David hoorde dat Saul en zijn mannen hem op het spoor waren, daalde hij in het ravijn af. Saul, die had vernomen dat David zich in de woestijn bij Maon bevond, begon daar jacht op hem te maken. 26 Saul volgde het pad aan de ene kant van de kloof en David en zijn mannen het pad aan de andere kant. David deed zijn uiterste best om Saul voor te blijven, maar Saul en de zijnen liepen steeds meer op David en zijn mannen in. Juist toen ze op het punt stonden hen te overmeesteren, 27 kwam er een bode op Saul af, die zei: ‘U moet onmiddellijk meekomen, de Filistijnen zijn het land binnengevallen!’28 Saul staakte de achtervolging van David en ging de Filistijnen tegemoet. Daarom noemt men die plaats Sela-Hammachlekot. (NBV)
Angst is een slechte raadgever. In de Bijbel staat op tal van plaatsen en in zeer verschillende bewoordingen het “Vrees niet”. In het gedeelte dat we vandaag lezen is David degene die bang is. En niet ten onrechte zo blijkt. Hij heeft zich in een woestijn verborgen met zijn zeshonderd soldaten. Dat kan niet onopgemerkt blijven. Zelfs zijn vriend Jonathan, de zoon van Saul, weet hem te vinden. Het is een hartelijk bezoek. De banden die de twee hadden gebonden worden nog eens aangehaald en bevestigd. Het is Jonathan die zijn vriend een hart onder de riem steekt en bemoedigt. David hoeft echt niet bang te zijn dat Saul hem zal overwinnen. De toekomst ziet er volgens Jonathan anders uit. David zal koning worden en Jonathan zal zijn eerste minister worden. Met die belofte gaan de vrienden weer uiteen. Maar David is er niet gerust op. De inwoners van de woestijn Zif ook niet. Een legertje vrijbuiters in je buurt is altijd een risico. Ze moeten eten, zoeken vertier en aangezien er niemand is die ze betaalt zullen ze moeten plunderen. De Zifieten gaan dus naar Saul.
Maar Saul heeft al eens voor gek gestaan. David is zeer slim en niet zomaar gevangen. De Zifieten moeten daarom zorgvuldig nagaan waar dat legertje vrijbuiters hun onderkomen heeft en waar hun schuilplaatsen zijn. Als Saul dan goed op te hoogte is gaat hij op pad. David heeft inmiddels inderdaad een nieuwe schuilplaats gevonden. Hij is nog verder de woestijn in getrokken. Steeds verder van de bewoonde wereld vandaan. In een berggebied waar nog nauwelijks iets wil groeien. Het leger van Saul, goed gevoed en goed getraind met een achterland dat hen voorziet van eten en drinken, loopt daarom ook snel in op David. Maar als Saul op het punt staat met zijn leger David gevangen te nemen wordt het leger van Saul weggeroepen omdat er een leger Filistijnen misbruik dreigt te maken van de afwezigheid van de Koning. David wordt dus gered door de Filistijnen. Zoiets kun je niet voorspellen. Voor de latere lezers van het verhaal was het een bewijs dat de God van Israël gebruik maakt van alles in de wereld om de zijnen te helpen. De plek waar het gebeurde krijgt een naam zodat men zich het kan blijven herinneren: “Rots van de verdeling”.
Ook wij zijn vaak bang als het om ons geloof in de God van Israël gaat. Zeker in een wereld die steeds vijandiger lijkt te staan tegenover geloof en religieuze instituten. En natuurlijk moet je niet zo flink willen zijn voortdurend over jouw goede geloof te praten en het ongeloof van de anderen te veroordelen. Van alleen praten is nooit iemand beter geworden. Getuigenis afleggen van je geloof doe je door te doen wat God van ons vraagt, je naaste liefhebben als jezelf. En als je je bezig houdt met het helpen van de zwaksten, opkomt voor de minsten, dan hoef je inderdaad niet bang te zijn. Dan zul je zien dat uiteindelijk de mensen die het goede zoeken je gaan bewonderen. En als je dan gevraagd wordt hoe je dat volhoudt dan kun je vertellen over je geloof. Dan vertel je misschien hoe zelfs een David rond moest trekken in de woestijn achtervolgd door zijn eigen koning omdat hij nu eenmaal het goede wilde doen en niet dan het goede. Want tot het goede doen zijn we geroepen. Daar mogen we elke dag weer opnieuw mee beginnen. Ook vandaag weer.