1 Samuel 14:47-52
47 Saul nam het koningschap over Israël op zich en voerde oorlog tegen alle hem omringende vijanden: tegen Moab, tegen de Ammonieten, tegen Edom, tegen de koningen van Soba en tegen de Filistijnen. Overal waar hij kwam, behaalde hij de overwinning. 48 Hij werd steeds machtiger, versloeg de Amalekieten en bevrijdde zo Israël uit de greep van zijn plunderaars. 49 De zonen van Saul waren Jonatan, Jiswi en Malkisua. Hij had ook twee dochters; de oudste heette Merab en de jongste Michal. 50 Sauls vrouw was Achinoam, de dochter van Achimaäs. Zijn opperbevelhebber was zijn neef Abner, de zoon van Ner. 51 Sauls vader Kis en Abners vader Ner waren allebei zonen van Abiël. 52 Tijdens de hele regering van Saul werd er fel tegen de Filistijnen gestreden. Daarom keek hij steeds uit naar heldhaftige en moedige mannen en nam die in dienst. (NBV)
Wat het volk had gevraagd krijgt het ook. Het volk had gevraagd om een Koning die voor het aangezicht van het volk zou uittrekken en hun oorlogen zou voeren. Nu dat hebben ze geweten. Als je oppervlakkig leest dan zie je al dat er een hele rij volken in de pan wordt gehakt. Je vraagt je af waarom zo’n verhaal in de Bijbel staat. Maar dan moet je opnieuw de Bijbel van het begin af lezen. Vooral het verhaal over de tocht door de woestijn speelt daarbij een rol en het boek Jozua over de verovering van Israël. Wie de kaart van Israël er bij neemt leest hier dat Saul van zuid naar noord eerst de volken aan de rand van de woestijn verslaat. Moab, de Ammonieten en Edom. In het noordoosten ligt dan ook nog Soba. Het zijn allemaal landen en volken met wie op het eind van de tocht door de woestijn is onderhandeld over een vreedzame doortocht. Al die volken hadden dat geweigerd en worden er nu net zo voor gestraft als de volken die geweigerd hadden het land dat overvloeide van melk en honing met Israël te delen.
Apart staan hier de Filistijnen en de Amelekieten. De laatste hadden Israël in de woestijn in de rug aangevallen op het moment dat Israël in een zeer zwakke positie was. Amelek was vanaf dat incident een onverzoenlijke vijand van Israël waarvan de uitroeiing zelfs wordt gevraagd. De Filistijnen waren de natuurlijke vijand van Israël geworden. Zij kwamen elke jaar de oogst van Israël roven zodat het volk eigenlijk nooit een goede toekomst had. Steeds waren er Rechters geweest die de Filistijnen in toom hadden gehouden maar nu was er een koning die met een leger er op uit ging en Israël uit de greep van zijn plunderaars had bevrijd. Er moest door het volk wel een prijs voor worden betaald. Die Rechters hadden op de heuvels en de bergen de Ramshoorn laten blazen en steeds de strijdbare mannen opgeroepen om de vijand te bestrijden. Nu was er een koning met een eigen leger. Maar het volk betaalde met de beste mannen, de heldhaftige en moedige mannen, die gingen in het leger, Saul was voortdurend naar zulke mannen op zoek. Het zijn wel de mannen die de toekomst van een volk vormen.
Voor Saul was zijn familie de toekomst. Niet dat hier al de hele familie wordt genoemd. Natuurlijk de dochters, zij zouden een rol gaan spelen in het verhaal van David en het koningschap van David de illusie verlenen dat het een voortzetting was van het huis Saul. Ook Abner wordt genoemd een neef die de generaal werd van het beroepsleger dat Saul had gevormd. Wat opvalt bij dit verhaal is wie er niet worden genoemd. De profeet Samuël had Saul tot koning gezalfd en hem opgedragen voortdurend in opdracht van de God van Israël te strijden. Maar noch Samuël. noch de God van Israël komen in het verhaal van de veldtochten tegen de vijanden van Israël voor. Saul wordt machtiger zoals vorsten altijd machtiger worden als ze op de juiste tijd een goed leger weten te organiseren. Saul is een Koning geworden zoals de volken van de Heidenen koningen hadden. Met familieleden op belangrijke posten, met erfgenamen die de koning kunnen opvolgen. De richtlijnen voor een menselijke samenleving zijn hier vergeten of opzij gezet. De Ark van het verbond is niet nodig, Saul kan het zelf. En soms moeten ook wij ons met geweld de richtlijnen voor de menselijke samenleving in herinnering brengen. Ook wij moeten gevoelig worden voor de afwezigheid er van. Elke dag weer moeten we ze ons te binnen brengen, ook vandaag weer.