Psalm 36
1 Voor de koorleider. Van David, de dienaar van de HEER. 2 De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in zijn hart- angst voor God kent hij niet. 3 De zonde sust zijn geweten in slaap-geen besef van schuld, geen afkeer van het kwaad.4 Hij spreekt woorden van onheil en bedrog en blijft ver van wat wijs en goed is, 5 op zijn bed bedenkt hij verderfelijke plannen, hij betreedt een verkeerde weg en het kwade verwerpt hij niet. 6 HEER, hoog als de hemel is uw liefde, tot in de wolken reikt uw trouw, 7 uw gerechtigheid is als de machtige bergen, uw rechtvaardigheid als de wijde oceaan: u, HEER, bent de redder van mens en dier. 8 Hoe kostbaar is uw liefde, God! In de schaduw van uw vleugels schuilen de mensen, 9 zij laven zich aan de overvloed van uw huis, u lest hun dorst met een stroom van vreugden, 10 want bij u is de bron van het leven, door úw licht zien wij licht. 11 Toon aan uw getrouwen gedurig uw liefde, aan de oprechten van hart uw gerechtigheid. 12 Laat de voet van hoogmoedigen mij niet vertrappen, de hand van goddelozen mij niet verjagen. 13 Daar liggen zij die verderf zaaiden-gevallen, neergestoten, zonder kracht om op te staan. (NBV)
Soms zijn de lezingen uit de Bijbel volgens het rooster van het Nederlands Bijbelgenootschap wel heel erg actueel. Vandaag gaat het over iemand die alles en iedereen de schuld geeft voor hetgeen fout gegaan bleek maar erbij blijft dat hem zelf geen enkele blaam treft, hoewel hij verantwoordelijk was. Het rooster is begin vorig jaar al opgesteld en wie kon bevroeden dat we ooit weer te maken zouden krijgen met een politicus die een fout heeft gemaakt om zijn bedrijf te redden en als de fout uitkomt iedereen daarvan de schuld geeft en zelf buiten schot wil blijven, al moet hij als politicus verdwijnen. Het is de karakteristieke houding van de zondaar zegt dit lied uit de Bijbel. Daarom wordt er gewezen op David als dienaar van de Eeuwige. Die David nam de schuld voor gemaakte fouten altijd direct op zich, ook al kun je je soms afvragen of hij de fouten wel echt zelf heeft gemaakt. Dat is dus een figuur die het tegendeel doet. En we hebben maar een paar regels nodig om zelf ook te snappen wat er van ons verwacht wordt. Ruiterlijk toegeven wat je zelf fout hebt gedaan schept ruimte om het voortaan toch echt anders te gaan doen.
De dichter van de Psalm barst dan ook los in een loflied. Een loflied op de liefde van God, op zijn trouw op zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid. De beelden die in dit loflied worden gebruikt zijn ontleend aan de Tempel. Boven de Ark van het Verbond waken gouden cherubs met hun vleugels over de inhoud van de Ark. Die goddelijke vleugels beschermen dus ook de mensen. En wat is de inhoud van de Ark ook weer? Er liggen in stenen platen geschreven de richtlijnen voor de menselijke samenleving die zich laten samenvatten als heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Die richtlijnen worden in de Bijbel ook vaak vertaald als je moet de mensen tot hun recht laten komen, zeker de armen en de zwakken in je samenleving moet je kansen geven om mee te kunnen doen als gewone burgers. Bij de maaltijd die je bij de Tempel moet houden als offer, met de priesters en je familie, moet je uitdrukkelijk ook de armen en de vreemdelingen betrekken. Daar kan dus gelaafd worden aan de overvloed die er in de Tempel, het huis van God, te vinden is.
De fraaie woorden waarmee mensen die fouten hebben gemaakt die fouten op anderen af weten te wentelen benemen je soms het zich op wat er werkelijk aan de hand is. De Psalmist vraagt daarom aan zijn God de waarde van de liefde van God te blijven tonen aan hen die zijn Weg willen bewandelen. Ook de geboden van de God van Israël, de richtlijnen voor de menselijke samenleving worden een licht op ons pad genoemd. Het scheppingswoord uit Genesis “Er zij licht” wordt dan ook uitgelegd als een licht dat ons is opgegaan als inzicht in het kwade dat mensen kunnen doen. Zonder de richtlijnen van de menselijke samenleving, zonder het licht van de God van Israël, hadden we nooit ontdekt dat het afschuiven van fouten op anderen een kenmerk is van de zondaar die geen verantwoordelijkheid neemt voor eigen falen. In de brief aan de Romeinen citeert Paulus deze Psalm nog eens om te laten zien hoe hardnekkig dit kwaad kan zijn. Bij ruiterlijk toegeven en werkelijk veranderen hoort vergeving, maar zij die blijven volharden in het afschuiven op anderen dienen aangepakt te worden. Dat mogen we elke dag opnieuw doen, ook vandaag weer.