Jeremia 2:30-37
30 Ik heb jullie kinderen gestraft; vergeefs, ze hebben niets geleerd. Jullie zwaard verslond je profeten, als een verscheurende leeuw. 31 Let op de woorden van de HEER, Israël! Was ik voor jullie een woestijn, of een land vol duisternis? Waarom zegt mijn volk: “Wij willen niet gebonden zijn, wij komen niet meer naar u toe”? 32 Zal een meisje haar sieraden vergeten, of een bruid haar tooi? Maar mijn volk is mij sinds jaar en dag vergeten. 33 Hoe goed ken je de weg naar je minnaars, zelfs verdorven vrouwen kunnen nog iets van je leren. 34 En bovendien, je kleren zijn besmeurd met het bloed van arme, onschuldige mensen, niet van inbrekers, op heterdaad betrapt. 35 En je durft ook nog te zeggen: “Maar ik ben onschuldig, Gods toorn gaat voorbij.” Omdat je zegt: “Ik heb niet gezondigd, ” daarom klaag ik je aan. 36 Hoe snel sla jij een andere weg in. Met Assyrië ben je bedrogen uitgekomen, met Egypte overkomt je dat ook. 37 Ook Egypte zul je verlaten, ontredderd, met je handen op je hoofd. Want de HEER heeft verstoten op wie je vertrouwde, steun bieden ze niet meer.’ (NBV)
Tegenwoordig is er bijna niemand meer die een Bijbelverhaal weet te plaatsen. Jeremia was de man van de klaagliederen en Jezus liep over het water. Wie de God van Israël is en wat die van de leerlingen vraagt dat weet men niet meer. Jeremia was niet de man van de klaagliederen maar de man die het verhaal over de God van Israël weer onder de aandacht van het volk wilde brengen. Want het vergeten van dat verhaal kan voor een volk grote gevolgen hebben. Dan komen er leugenaars die vertellen dat onfatsoen en haatzaaien de Joods-Christelijke traditie vertegenwoordigen. Joden en Christenen weten beter en als ze zo af en toe laten zien wat het is om voor de armen en de minsten op te komen dan is men verrast, komt er verwondering en belangstelling. In de dagen van Jeremia waren het Priesters in Jeruzalem, priesters van heiligdommen in Betel en Dan die in hoog aanzien stonden. Zij hadden fraaie gewaden en indrukwekkende rituelen. Zij hadden prachtige beelden van de goden die werden aanbeden.
En de God van Israël? Daar was niet eens een beeld van. Een oude houten kist die niemand mocht zien en waar volgens zeggen een paar stenen platen in lagen. En niks geen indrukwekkende rituelen. Nee een maaltijd, met je familie dat ging nog, met de Priesters kon ook nog als je zelf ook deftig was, maar met de armen van de stad en de vreemdelingen dat geeft toch geen pas. Pas als er een ramp gebeurd dan wordt de God van Israël aangeklaagd. De God van Israël moet uit het publieke leven blijven in onze dagen. Nooit mag je aandacht vragen voor de minsten op de aarde, voor de armsten. En het heb uw naaste lief als uzelf als leidend principe maken van de regering en het bestuur, die regel leidend maken voor bedrijven en banken, is al helemaal taboe. Maar komt er een aardbeving dan staan dezelfde verbieders vooraan met de vraag waar de God van Israël was die de kinderen zou beschermen en de armsten onder zijn hoede zou nemen.
Vergeten zijn alle momenten dat eerlijke handelsverhoudingen moesten wijken voor het eigen gewin en het profijt van eigen ondernemingen. Vergeten zijn alle momenten dat de overdracht van noodzakelijke beschermingstechnologie afhankelijk werd gemaakt van het vermogen van de armen er voor te kunnen betalen. Niet de God van Israël is verantwoordelijk voor de gevolgen van de aardbeving, het is al helemaal geen straf voor de armen, maar een waarschuwing voor de rijken van deze aarde die eerst aan zichzelf denken en aan het vergroten van hun rijkdom en de armen afschepen met de kruimels die van hun tafels vallen. Zelfs een conferentie over armoedebestrijding in Zwitserland komt niet verder dan een gesprek over aalmoezen. Daartegen kunnen we vandaag opstaan, door te luisteren naar Jeremia en zijn oproep tot het volgen van de Weg van de God van Israël te volgen.