Jeremia 2:14-22
14 Is Israël een knecht, is het soms als slaaf geboren? Waarom is het dan een weerloze prooi? 15 Leeuwen briesen ertegen, heffen een machtig gebrul aan. Ze maken van het land een woestenij, de steden zijn verwoest, ontvolkt. 16 Manschappen uit Memfis en Dafne stropen je heuvels kaal. 17 Je hebt het aan jezelf te wijten, je hebt de HEER, je God, verlaten toen hij je leidde op je weg. 18 Nu dan, waarom ga je naar Egypte, wil je water drinken uit de Nijl? Waarom ga je naar Assyrië, wil je water drinken uit de Eufraat? 19 Je eigen kwaad zal je straffen, je eigen ontrouw keert zich tegen je. Weet wel: doordat je mij verlaten hebt, voor mij geen ontzag meer hebt, loopt het jammerlijk met je af- spreekt de HEER, de God van de hemelse machten. 20 Je brak je juk steeds weer in stukken, rukte je riemen los en zei: “Ik wil niet dienstbaar zijn.” Maar op elke hoge heuvel, onder elke bladerrijke boom, lag je als een hoer te wachten. 21 Ik heb je geplant als een edele druif, een prachtige stek, maar wat ben je geworden? Een verwilderde wijnstok, woekerende ranken! 22 Ook al was je je kleren met zeep, en met een overvloed aan loog, je schandvlek blijf ik zien- spreekt God, de HEER. (NBV)
Er zijn in onze dagen talloze verslavingen. Mensen die als vrije gezonde mensen geboren zijn raken volledig afhankelijk van hetgeen ze aan verslaafd zijn. Op die manier moet je de vraag verstaan die aan het begin van het stuk staat dat we vandaag lezen. Israël was immers bevrijdt door de God van Israël, die ze het land had gegeven overvloeiende van melk en honing. En nu komt de leeuw van Assyrië die de steden verwoest en ontvolkt en van het land een woestenij maakt. En de soldaten uit Egypte, van Memfis in het zuiden tot Dafne in het Noorden, stropen de heuvels kaal. En die laatste vertaling, van die heuvels is eigenlijk jammer. Er staat namelijk dat de schedel kaalgevreten wordt. En aangezien Israël hier als vrouw wordt aangesproken herinnert dat direct aan de gewoonte om gevangen genomen vrouwen kaal te scheren als teken dat ze slaaf gemaakt waren.
Dat Israël een speelbal is geworden heeft het aan zichzelf te wijten. Van recht doen aan allen, van zorg voor de zwaksten en de minsten in het land was al lang geen sprake meer, integendeel, ieder zorgde voor zichzelf op de eerste plaats. Vrijheid voor het individu, geen regels, geen moreel appel, geen betrokkenheid meer bij elkaar en dus geen stabiliteit. Verdragen met grootmachten moesten de veiligheid waarborgen. De Egyptische Nijlgod en de Assirische god van de Eufraat moesten beurtelings meer veiligheid bieden dan de God van Israël. Dat daardoor de onveiligheid alleen maar toenam werd niet gezien en niet geloofd. Het juk van de Wet van heb uw naaste lief als uzelf werd afgeworpen, de riemen van behandel een ander zoals je zelf wilt worden behandeld werden doorgesneden.
Het gevolg was dat Israël een speelbal werd van alle godsdiensten en culturen die haar de baas wilden zijn. Een verwilderde wijnstok werd het, het lijkt nog wel vruchtbaar maar de vruchten zijn niet meer te eten en ongeschikt voor de wijn. Het vuil dat het nalopen van andere goden op de kleren achterlaat is niet meer weg te wassen of uit te poetsen. De kameel en de ezelin worden gebruikt om aan te duiden dat ook Israël zich overgaf aan de Tempelprostitutie die gewoon was in Kanaän en onderdeel uitmaakte van de godsdienst van Baäl. Godsdienstigheid gemeten aan seksuele potentie wordt in de Bijbel altijd als een gruwel afgeschilderd, vooral als die seksuele activiteiten helemaal niet passen bij de gelovigen die er toe verplicht worden. De Bijbel roept de religie op zich niet met seksualiteit bezig te houden. Als twee mensen van elkaar houden dan moeten mensen daar niet tussen komen. Die oproep klinkt ook vandaag nog, jammer dat het nodig is.