Efeziërs 3:1-13
1 Daarom is het dat ik, Paulus, gevangene omwille van Christus Jezus, voor u, heidenen, bid. 2 U moet toch wel gehoord hebben dat God mij de taak heeft toevertrouwd om de genade door te geven die mij met het oog op u geschonken is. 3 Mij is in een openbaring het mysterie onthuld waarover ik hiervoor in het kort heb geschreven. 4 Aan de hand daarvan kunt u zich, wanneer u dat leest, een beeld vormen van mijn inzicht in dit mysterie van Christus. 5 Het is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld, maar nu door de Geest geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: 6 de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis, maken deel uit van hetzelfde lichaam en hebben ook deel aan de belofte, op grond van het evangelie. 7 Van dat evangelie ben ik een dienaar geworden door de gave van Gods genade, die ik ontvangen heb door zijn kracht die in mij werkt. 8 Mij, de allerminste van alle heiligen, is de genade geschonken om de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus te verkondigen, 9 en voor allen in het licht te stellen hoe het mysterie dat in alle eeuwen verborgen was in God, de schepper van het al, werkelijkheid wordt. 10 Zo zal nu door de kerk de wijsheid van God in al haar schakeringen bekend worden aan alle vorsten en heersers in de hemelsferen, 11 naar het eeuwenoude plan dat hij heeft verwezenlijkt in Christus Jezus, onze Heer, 12 in wie wij vrijelijk toegang hebben tot God, vol vertrouwen door ons geloof in hem. 13 Ik vraag u dan ook de moed niet te verliezen wanneer ik lijd omwille van u, want daaraan kunt u eer ontlenen. (NBV)
Wij lezen vandaag nog eens hoe Paulus benadrukt dat het verhaal van de bevrijding, zoals Israël dat door de woestijn heen had beleefd, ook voor de Heidenen geldt. Ook wij Heidenen worden uitgenodigd om, door mee te gaan in het verhaal van Jezus van Nazareth, aan die bevrijding deel te gaan nemen. Zodat uiteindelijk alle volken op aarde mee gaan doen aan dat geweldige verhaal van eerlijk delen. Een verhaal waarin alle mensen gelijk kunnen meedoen, waar geen onderdrukking meer is, waar geen sprake is van arm of rijk, maar iedereen deelt, waar geen sprake is van machtig of onderdrukt, maar iedereen ook de macht en verantwoordelijkheid deelt. We weten het uit het kerstverhaal, dan is er vrede op aarde en in mensen een welbehagen. Dat lied wat Lukas toeschrijft aan de engelen klinkt ook in deze brief van Paulus door. Paulus schrijft deze brief overigens in gevangenschap. Dat brengt in zijn boodschap geen verandering. Jezus van Nazareth ging immers door de dood heen en dat bracht de beweging alleen nog maar meer op gang.
Die gevangenschap van Paulus waar hij hier mee begint moet je dan ook dubbelzinnig lezen. Hij zou kunnen bedoelen dat hij in de gevangenis zit, en dat was Paulus al een aantal keren overkomen, ook in Efeze wisten ze daarvan mee te praten, maar hij zou ook kunnen bedoelen dat hij gevangene is van Jezus de Christus. En die laatste gevangenschap is bevrijdend. Mensen kunnen je in een cel stoppen, je martelen, je doden, maar mensen kunnen nooit je geloof afnemen, dat kun je alleen zelf loslaten. Het sterkste geloof is het geloof in de overwinning van Christus op de dood. De kans dat we dood gaan is geen reden meer om bang te zijn en dus ook geen reden meer om onze mond te houden en niet langer op te komen tegen onrecht en aandacht te vragen voor de mensen in de wereld aan wie geen recht wordt gedaan. Dat is het geheim van de onverzettelijkheid van Paulus. Hij blijft maar doorgaan. Zelfs al moest hij, zoals in Efeze gebeurd was, met een mand over de stadsmuur geholpen worden zodat hij kon ontsnappen, de gemeente in Efeze wordt door hem niet in de steek gelaten. Die stad moet voor Christus gewonnen worden, daar moet recht worden gedaan aan armen, aan slaven, aan de zwaksten en de minsten.
Efeze was een bedevaart centrum en een handelscentrum. In het boek van de Handelingen der Apostelen wordt verteld over het verblijf van Paulus in die stad. Hij kreeg ruzie met de makers van religieuze voorwerpen. Zilveren tempeltjes met de afbeelding van de jachtgodin Diana waren een belangrijke bron van inkomsten. Dat scherpe religieuze karakter van een dergelijke stad trok, en trekt, mensen van allerlei slag. Ook mensen die geloven dat je de geesten en krachten die bovennatuurlijk zijn tevreden moet stellen. Paulus zegt hier dat hij dat prima vindt. Als je dat wil geloven dan moet je dat maar doen. Maar de gemeente van Jezus van Nazareth laat zien, in het dagelijks leven, dat de Christus ook de baas is van al die bovennatuurlijke machten en krachten en dat je je daar dus niet mee bezig hoeft te houden. Als die gemeente een gemeente is waar geen verschil meer is tussen arme en rijk, tussen slaaf en vrije, tussen Jood en Heiden, dan bloeit er een nieuw soort gemeenschap op waar heel de wereld beter van wordt. Dat is waar het om draait. Wij weten inmiddels dat je er elke dag weer opnieuw mee moet beginnen. Dat veel mensen de moed opgeven maar dat door de eeuwen heen ook steeds weer mensen de fakkel overnemen en onvoorwaardelijk voor hun naaste gaan zorgen.