Job 9:1-24
1 Hierop antwoordde Job: 2 ‘Zeker, ik weet dat het zo is, hoe kan een mens in zijn recht staan tegenover God? 3 Als je met hem een rechtsgeding wilt aangaan, heb je niet één op de duizend maal een weerwoord. 4 Hoe wijs van hart, hoe sterk een mens ook is, God kan hij nimmer straffeloos trotseren. 5 Hij verplaatst bergen, voor men het merkt; in zijn woede stoot hij ze omver. 6 De aarde schudt hij van haar plaats, zodat haar zuilen wankelen. 7 De zon houdt op te schijnen als hij het beveelt, en hij sluit de sterren weg, verzegeld. 8 Hij spant het hemelgewelf, hij alleen, en wandelt op de hoog oprijzende zee. 9 De Grote Beer heeft hij gemaakt, en Orion, de Plejaden en de sterren van het zuiden. 10 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen, ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht. 11 Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet, hij glipt langs mij heen en ik merk het niet. 12 Als hij iets wegrukt, wie weerhoudt hem dan? Wie zal hem zeggen: “Wat doet u?” 13 God houdt zijn woede niet in toom; zelfs Rahabs helpers moeten voor hem buigen. 14 Hoe kan ik mijn stem dan laten horen, hoe kan ik dan de juiste woorden vinden? 15 Al sta ik in mijn recht, een weerwoord heb ik niet, ik kan slechts mijn rechter om genade smeken. 16 Als ik hem zou roepen en hij antwoordde, zou ik niet geloven dat hij naar me luisterde. 17 Hij teistert mij als een stormwind, zonder reden brengt hij mij steeds nieuwe wonden toe. 18 Hij laat me nooit op adem komen, hij vervult mij met een diepe bitterheid. 19 Gaat het om kracht, dan is hij de sterkste, gaat het om recht, dan zegt hij: “Wie daagt mij voor de rechter?” 20 Ook al heb ik geen schuld, mijn eigen mond zal me veroordelen. Ook al ben ik onschuldig, hij zal mij schuldig verklaren. 21 Ik ben rechtschapen-maar mijn leven telt niet meer, ik veracht mijn bestaan. 22 Hij maakt geen onderscheid, en daarom zeg ik: “Onschuldige of goddeloze, beiden vernietigt hij.” 23 Als plotseling een ramp verderf zaait, spot hij met de wanhoop van onschuldigen. 24 De aarde wordt gegeven aan de goddelozen, het gezicht van haar rechters wordt bedekt. Als niet hij dit doet, wie dan? (NBV)
Job geeft het niet op. Ook al proberen zijn vrienden hem te overtuigen zich schuldig te gaan voelen, Job niet. Hij ziet op tegen God. Hoe machtig is zijn God wel niet, maar hoe onbegrijpelijk ook. De goeden moeten misschien onder de kwaden lijden, lijden doen ze in elk geval. In de Libanon zijn christenen, Sjiiten, Soeniten, ongelovigen, mannen, vrouwen, kinderen, jongeren en ouderen zonder onderscheid slachtoffer van de bombardementen, slachtoffer van de oorlog. Iedereen kan het zien en iedereen roept er schande over. De Libanezen worden langzamerhand moedeloos van hun gastvrijheid. Zij weigeren geen slachtoffers van oorlog, geweld en extremisme. Maar niemand die een hand naar hen uitsteekt en ook een aantal vluchtelingen in het eigen land opneemt. Veel mensen voelen zich schuldig over de situatie daar. En geld geven aan de Stichting Vluchteling is natuurlijk goed.
Maar schuldgevoel is geen leidraad voor het gedrag. Ontzag voor God, en we leerden al eerder dat dat betekent liefde voor de naaste, is het vaste uitgangspunt. Job die vreemdelingen bij zijn maaltijd uitnodigde als hij bang was dat zijn kinderen dat vergeten zouden kunnen zijn. Onbaatzuchtige liefde betonen. Dat betekent in het dagelijks leven van gewone mensen ook wel eens nee zeggen. Er zijn altijd mensen die van je willen profiteren. Die je zomaar opbellen en dan doen of je dom bent en je familie tekort doet als je je stroom, of je telefoon, of je hypotheek, of je vakantiekaart, of hun product niet direct bij ze koopt. Ze spelen handig in op je schuldgevoel, je bent immers niet iemand die je geliefden tekort wil doen. Ook ouders kunnen door op het schuldgevoel van kinderen te spelen veel van ze gedaan krijgen. Moeder hoeft toch geen vreemde in huis te dulden, de dochter kan het huishouden er toch wel bij doen nu moeder oud en ziek is?
Door op schuldgevoel te reageren doen we anderen en onszelf tekort. Het is geen onbaatzuchtige liefde meer die ons drijft, evenveel van de ander houden als van onszelf, we kopen nu schuldgevoel af. Dat geldt ook bij sommige godsdiensten die je wijs willen maken dat God je pas een kans geeft als je je schuldig voelt over je zonden. Zo is het niet, het ontzag voor God, zoals Job hier verwoord. Het geloof dat het enige dat je hebt je liefde is, kan je voortdrijven, dat moet genoeg zijn. Er is geen macht of kracht die je kan afhouden van de liefde voor God, dus ook van de liefde voor de naaste. Volgens Job moeten zelfs de helpers van de voor de Babyloniërs grootste hemelmacht, Rahab, buigen voor de God van Job. Zo kunnen wij dat ook voelen. Er zijn voor de minsten, de hongerigen voeden en de naakten kleden is de zin van ons leven. Daar richten we ons op en niets en niemand kan ons er van af houden, zelfs niet als ziekte, dood en verlies ons deel zijn.