Marcus 4:1-9
1 Weer ging hij naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om hem heen staan. Daarom ging hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. 2 Hij onderwees hen uitvoerig en sprak hen toe in gelijkenissen. Hij zei: 3 ‘Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; 6 en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer ander zaad viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort. 8 Maar er waren ook zaadjes die in goede grond vielen en wel vrucht voortbrachten: ze schoten op en groeiden en droegen vrucht. Sommige leverden het dertigvoudige op, andere het zestigvoudige en weer andere het honderdvoudige.’ 9 En hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ (NBV)
Vandaag lezen we de gelijkenis van Jezus over zaadjes die in de akker vallen en vrucht dragen. Het meest vruchtbaar zijn natuurlijk de vrouwen onder ons. In de Bijbel vindt je veel verhalen over bevrijding die beginnen met verhalen over de vrouwen die daarin een rol spelen. Mozes zou het volk Israel uit de slavernij in Egypte leiden en aan het begin van het verhaal over Mozes gaat het over zijn moeder, zijn zuster en een Egyptische prinses. De zuster van Mozes speelde ook later nog een belangrijke rol. Aan het begin van het verhaal van Jezus van vandaag staat zijn moeder. Het is eigenlijk een verhaal over hoop en wanhoop. We hopen natuurlijk allemaal dat ons streven in het leven ook wat opbrengt. Veel mensen zeggen dan dat ze de wereld voor hun kinderen een beetje beter willen achterlaten als ze de wereld hebben aangetroffen.
Voor de agrariërs was er de tijd van zaaien en planten aan en de hoop op een goede oogst. Nu de meeste agrariërs verdwenen zijn heeft de Protestantse kerk in de jaarlijkse bid en dankdagen voor het gewas ook de arbeid daar bij betrokken. En natuurlijk is het goed om met elkaar af te spreken, en daarbij stil te staan, dat dat zaaien, oogsten en werken tot zegen zal zijn, ofwel ten goede komt aan de armsten in de samenleving. En in onze dagen kan dat heel direct en tastbaar door een flink deel van gewas en inkomen te bestemmen voor de voedselbanken, als een winkel 2 producten voor de prijs van 1 geeft kun je dat extra product gemakkelijk even langsbrengen. Vrouwen weten dat over het algemeen al wel, maar vrouwen moeten vandaag weer eens stilstaan bij wat ze eigenlijk waard zijn.
Veel vrouwen stellen zich nog te dienstbaar en onderdanig naar hun mannen op. Omdat ze vaak zo weinig van zichzelf houden komt er van de liefde voor hun naaste ook maar weinig terecht. Je moet ook van jezelf houden om veel te houden van je naaste. De gelijkenissen van Jezus van Nazareth gaan over het Koninkrijk van God en dat Koninkrijk is er nog niet. Toch kunnen we er van leren voor ons eigen handelen. Zaad dat op vruchtbare grond valt levert eindelijk ook wat op. Die vruchtbare grond is natuurlijk de liefde. Hoe meer liefde hoe meer opbrengst. Maar de opbrengst op vruchtbare grond is niet direct 100 procent, nee 30 en 60 procent kunnen ook. Er zijn mensen die er niet aan durven te beginnen. De hongerigen eten geven, de dorstigen laven, de gevangenen bezoeken. Het klinkt soms zwaar en veel. Maar een glimlach voor een van de buren, het dank je wel voor de zorgverleenster, ook dat zijn uitingen van liefde voor de naaste. En ook die uitingen zijn vruchtbaar, elke dag opnieuw.