Spreuken 24:1-9
1 Wees niet jaloers op kwaadaardige mensen, zoek hun gezelschap niet, 2 want ze hebben kwaad in de zin en spreken onheilspellende woorden. 3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, door inzicht houdt het stand, 4 door kennis worden de kamers gevuld met rijke en kostbare pracht. 5 Alleen een wijze heeft kracht, inzicht maakt hem sterker. 6 Voer een oorlog met beleid, je zegeviert dankzij een keur van raadgevers. 7 Voor een dwaas is wijsheid onbereikbaar, als de oudsten in de poort bijeen zijn, weet hij niets te zeggen. 8 Wie altijd kwaad in de zin heeft, wordt een boosdoener genoemd. 9 Het wangedrag van een dwaas is zondig, een spotter wordt door iedereen verafschuwd. (NBV)
Je zou bijna zeggen dat het eerste vers uit het gedeelte van het boek Spreuken dat we vandaag lezen bestemd is voor onze politici, je moet niet jaloers worden op slechte mensen en met hen gaan samenspannen. Politieke partijen waar je echt afstand van wil nemen, waarvan je het optreden en de voornaamste voorstellen echt slecht vindt die moet je dus mijden, daar moet je je zelfs niet door laten gedogen. Je wordt er op één hoop mee gegooid. Je moet er dus ook niet op stemmen omdat je boos bent op de gevestigde andere partijen hoewel je het eigenlijk met die kwade partij niet helemaal eens bent, je maakt het kwade tot een fatsoenlijk gebeuren en helpt dus het kwade tot stand te brengen. Die partijen hebben kwaad in de zin en spreken onheilspellende woorden. Het staat er gewoon zo dat je kunt zeggen dat wie de schoen past deze schoen dan ook maar moet aantrekken.
De wijsheid waar het boek Spreuken over spreekt is iets anders dan wij er doorgaans onder verstaan. Bij ons is wijsheid goed doordacht en weloverwogen beslissingen nemen, liefst op basis van rationele argumenten en vooraf onderzochte en vastgestelde feiten. Dat soort wijsheid wordt door de Bijbel niet verworpen, integendeel. Ook in het gedeelte dat we vandaag lezen worden kennis en beleid bij het nemen van beslissingen van harte aanbevolen. Maar toch blijft het daar niet bij. Bij het lezen van het boek Spreuken mo et je steeds het begin van het boek in gedachten nemen. Het begin van alle wijsheid is de vreze des Heren stond er in de Statenvertaling. Dat betekent dat de manier waarop de God van Israël naar de mensen kijkt en wil dat mensen met elkaar omgaan het eerste uitgangspunt moet zijn bij je beslissingen.
Als je dat niet doet dan ben je een dwaas. Waar gaat het dan om? Dat je van alle mensen houdt. Dat je je beslissingen afstemt op wat er gebeurd met de minsten. Het gaat er dan ook niet om je daden mooi te verwoorden, of keurig in te kleden, of vroom Christelijk te noemen of de naam van de God van Israël er bij aan te roepen. Het gaat er om wat er met anderen gebeurd. Een dwaas die roept maar wat. Wijsheid, je woorden afstemmen op het Woord van God is er niet bij. Daar waar het recht wordt gesproken, aan mensen recht wordt gedaan, bij de oudsten in de poort, zwijgt de dwaas. Zijn gedrag maakt dat hij zelf veroordeeld dreigt te worden, door hem als dwaas te behandelen wordt ook hem recht gedaan. En een spotter met God en gebod wordt door iedereen verafschuwt, liefde brengt nu eenmaal meer op dan zelfzucht, ook vandaag.