Genesis 2:18-25
18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 21 Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. 23 Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt. 25 Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar. (NBV)
De uitroep die je hier boven ziet staan die hoor je tegenwoordig maar weinig meer. Mannen roepen dat niet als ze vrouwen zien, vrouwen roepen dat niet als ze mannen zien. Tegenwoordig doen we of mannen en vrouwen zeer verschillen. In het Hebreeuws klinken de woorden voor man en vrouw echter bijna hetzelfde en dat maakt dat wat hier gezegd wordt, een gelijk aan mij, een bijzondere lading krijgt die we niet uit het oog moeten verliezen. In Bijbelse zin, in de Christelijke gemeente, spelen de verschillen tussen man en vrouw geen rol. Ze worden één lichaam, want ze zijn van oorsprong één lichaam en zo keken ze van oorsprong ook naar elkaar. Ze zullen dan ook samen de opdracht te krijgen zich te vermenigvuldigen en de aarde te bevolken.
Van begin af aan is de mens dus niet geschapen als individu maar als meervoud. En dat de mens dan één vlees worden? Een grote Joodse geleerde gaf aan dat man en vrouw samen kinderen krijgen en in die kinderen is het ene vlees dat ze geworden zijn zeer zichtbaar. Het verhaal van Genesis gaat over de schepping, waar komt alles vandaag en waar gaat alles heen. Er ongelijkheid van mensen aan ontlenen is dus niet aan de orde. Wie dat doet legt een eigen verlangen in de Bijbelse teksten. Zelfs de liefde voor mensen van het eigen geslacht die mensen soms hebben speelt hier geen rol. Waar mensen op moeten letten is op het doorgeven van liefde aan de volgende generatie. In onze dagen kan dat ook middels adoptie, een middel waar juist liefde mee kan worden doorgegeven.
In het verhaal van Genesis begint de mens te zingen als die de helper ontmoet die God gebouwd heeft. Die vrouw is een mens zoals een mens is, van hetzelfde gebeente, van hetzelfde vlees, de vrouw. En wie is dan de helper van wie? God heeft de mens geschapen, man en vrouw schiep hij hen. God schiep niet de mens om later een fout te herstellen door een vrouw te scheppen. De mens hoort bij de aarde, de mens kan de helper onder de dieren zoeken. De mens is kennelijk één van de dieren. Maar de mens is net zo vreemd van de dieren als alle soorten dieren vreemd zijn voor elkaar. Zo komt het dat een mens is geroepen tot een dierlijke taak, voortplanten. Elk dier plant zich voort en zo is de mens ook geschapen. Niet iets om je voor te schamen maar iets om dankbaar voor te zijn. En elke positieve bijdrage aan de aarde helpt die voortplanting. Je hoeft je dus nooit voor je zelf te schamen.