Jona 2:1-11
1 De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. 2 Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden: 3 ‘In mijn nood roep ik de HEER aan en hij antwoordt mij. Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp-u hoort mijn stem! 4 U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee. Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan uw golven over mij heen. 5 Ik dacht: Verstoten ben ik, verbannen uit uw ogen. Maar eens zal ik opnieuw uw heilige tempel aanschouwen. 6 Het water stijgt tot aan mijn lippen, muren van water storten op mij neer, zeewier om mijn hoofd verstikt mij. 7 Ik zink tot de bodem, waar de bergen oprijzen, naar het rijk dat zijn grendels voorgoed achter mij sluit. Maar u trekt mij levend uit de dood omhoog, o HEER, mijn God! 8 Nu mijn levensadem mij verlaat roep ik u aan, HEER, en mijn gebed komt tot u in uw heilige tempel. 9 Zij die armzalige afgoden vereren, verlaten u, trouwe God. 10 Maar ik zal mijn stem in dank verheffen en u offers brengen; mijn geloften los ik in. Het is de HEER die redt!’ 11 Toen, op bevel van de HEER, spuwde de vis Jona uit op het land. (NBV)
Wie gaat er nu nog vanuit het graf bidden? Je zou toch willen dat je God je dat graf bespaard had? Die Jona had dat graf natuurlijk geheel aan zichzelf te wijten. Hij was immers precies de andere kant opgegaan dan God hem had opgedragen? Eigen schuld, dikke bult! Maar zo werkt het in de Bijbel niet. Juist in het graf wordt er tot God gebeden. Dan heb je de Liefde van God het meest nodig en mag je die ook het best in herinnering brengen. De Zuid Amerikaanse dichter Ernesto Cardenal zong in het heetst van de dictatuur die hem onderdrukte nog eens psalm 130: “Uit de diepten, o Heer roep ik tot U, ’s nachts roep ik in mijn cel -in het concentratiekamp- in de folterkamer – in het uur van de duisternis- het uur der ondervraging, hoor mijn stem, mijn S.O.S.” Ook Jona zingt een psalm in zijn graf, waar een zekere dood hem zou moeten wachten. Ernesto Cardenal wist in zijn psalm 130 steeds te zingen :”Maar de Heer is de bevrijding, Hij is de vrijheid van Israël”
Zo zingt ook Jona van de Heer voor wie de dood niet het laatste woord is. Ernesto Cardenal zong niet over de bevrijding van zichzelf maar over de bevrijding van zijn volk. Jona zingt over de Tempel van de Heer, de Tempel waar de goddelijke richtlijnen werden bewaard van heb Uw naaste lief als Uzelf. In die liefde, in die richtlijn schuilt de bevrijding van onderdrukking en geweld. Het verhaal van de Liefde voor de naaste staat immers los van je eigen lot. Wij hebben dat geleerd van Jezus van Nazareth die de liefde van God zover durfde doorleven dat zelfs zijn dood aan het kruis daar geen invloed meer op kon hebben. Daarom mogen wij in het diepst van de duisternis zingen. Zingen van bevrijding, zingen van rechtvaardigheid. In de geschiedenis is dat zeer duidelijk begrepen door de zwarte slaven in het zuiden van de Verenigde Staten. Zij hadden gehoord van de God van Abraham Izaak en Jacob en van Jezus van Nazareth en zij begonnen te zingen van het leed dat Israël was aangedaan, van het leed dat Jezus van Nazareth had moeten ondergaan, maar ook van hun eigen leed en hun verwachting van bevrijding.
Het “We shall overcome” is waarheid geworden, de slavernij werd afgeschaft, de discriminatie met succes bestreden en we kennen inmiddels de eerste zwarte president van de Verenigde Staten. Het zingen vanuit het graf van de slavernij heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Zo zongen Nederlandse studenten het “God zegen Afrika, Ngosi Sigelele” het verboden volkslied van Zuid Afrika tijdens de apartheid, zo werd het “Free Nelson Mandela” een hit over de hele wereld, een roep die onweerstaanbaar werd. Heel vaak zijn het liederen die het symbool worden van verzet. Zo mogen we zingen met Jona, wetende dat op bevel van God het graf, voor Jona de vis, de verdrukte en vernederde zal uitspuwen. Dat uitspuwen betekent in het verhaal van Jona de beslissende ommekeer. Voor ons is de vraag of we vandaag met Jona mee durven zingen.