Jesaja 58:1-5
1 Roep luidkeels, zonder je in te houden, verhef je stem als een ramshoorn. Maak aan mijn volk zijn misdaden bekend, aan het volk van Jakob zijn zonden. 2 Zeker, ze zoeken mij dag aan dag, vol verlangen om te ontdekken wat ik wil, zoals een vreemd volk dat rechtvaardig leeft en het recht van zijn goden niet verzaakt. En ze vragen naar mijn rechtvaardige voorschriften en verlangen naar Gods nabijheid. 3 ‘Waarom ziet u niet dat wij vasten, en merkt u niet op dat wij ons onthouden?’ Omdat jullie op je vastendagen nog handeldrijven en jullie arbeiders afbeulen, 4 omdat jullie onder het vasten strijden en ruziën en vol vuur met elkaar op de vuist gaan. Als je op die manier vast, wordt je stem niet gehoord in de hemel. 5 Zou dat het vasten zijn dat ik verkies? Is dat een dag van onthouding: dat iemand het hoofd buigt als een riet en zich met een rouwkleed neerlegt in het stof? Noemen jullie dat soms vasten, is dat een dag die de HEER behaagt? (NBV)
In sommige protestantse kringen lijkt de Zondag wel zo’n vastendag met rouw, inkeer en afkeer van de wereld. Iedereen loopt in het zwart, het gezang uit de kerken klinkt als gehuil en de gezichten staan ernstig. Het is gelukkig maar een kleine minderheid die zich zo gedraagt, maar die minderheid valt daardoor wel des te meer op. Helaas wordt de strijd voor het behoud van de zondagsvrijheid aan die kleine minderheid toegeschreven en niet aan de grote meerderheid van Christenen die ten minste één dag in de week de loonslaven willen zien bevrijd van hun slavernij. Ook de kleine middenstanders die één dag in de week zich willen richten op hun gezin en familie zouden bevrijd moeten zijn van de dwingende wetten van winst en profijt. De vastendagen waar hier sprake van is zijn de dagen van boete die het volk Israël één keer per jaar had om zich opnieuw te kunnen verzoenen met de God van Israël. Jesaja schrijft over deze uitbarsting na terugkeer van de ballingen.
Want niet alleen ballingen keerden terug naar Jeruzalem, ook de vluchtelingen die bij het begin van de ballingschap naar Egypte waren gevlucht. En in Babel en in Egypte hadden de grote groepen Israëlieten een heel verschillende ontwikkeling doorgemaakt. Beide waren ze beïnvloed door de hen omringende volken en de eisen die door de verschillende culturen aan hen waren gesteld. Nu ze teruggekeerd waren ontvlamden steeds weer nieuwe conflicten. Het handelen en arbeiders laten werken op de vastendagen was in de oude tijden van Mozes altijd verboden geweest. Dat was ook verboden op de Sabbat en die vastendagen werden omschreven als een Sabbat, een dag bestemd voor de God van Israël, een dag waarop die God de Heer van het leven zou moeten zijn en dus een dag waarop het heb Uw naaste lief als Uzelf zou moeten gelden.
Voor gelovigen in deze tijd is de Zondag ook zo’n dag waarop die richtlijn zou moeten gelden. Niet een dag om in rouw te zijn, in het zwart te lopen, te zingen alsof er gehuild moet worden, maar een feestdag. We vieren immers het feest van de overwinning op de dood, de Sabbat hebben we overigens niet overgenomen maar de Zondag is een dag waarop je familie kunt bezoeken, een dag voor vrijwilligerswerk, voor creativiteit, voor samen de natuur in of samen muziek te maken. Voor gelovigen uiteraard om samen te komen en samen de Heer van het leven lof te zingen voor het leven waarvoor men mag kiezen. Maar voor gelovigen ook een dag om zich samen te beraden op de noden van de wereld, om samen te zorgen voor bevrijding van de arbeid, voor het opgeven van de aanbidding van winst en profijt. Daarom gaat dit deel van het boek van de profeet Jesaja ook over de Zondagsvrijheid en de noodzaak daar in onze dagen pal voor te staan. Gelukkig hebben we elke dag om iedereen te overtuigen van de noodzaak het geschenk van de God van Israël van de zondagsvrijheid te aanvaarden. Ook vandaag mag dat weer.