Spreuken 21:1-12
1 De gedachten van de koning zijn als waterstromen in de macht van de HEER, hij leidt ze waarheen hij maar wil. 2 Een mens kiest in zijn eigen ogen altijd de rechte weg, de HEER toetst wat hem innerlijk beweegt. 3 De HEER heeft liever dat je eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt. 4 Een hooghartige blik, een aanmatigend hart, wat een goddeloze uitstraalt is zondig. 5 De plannen van een vlijtig mens strekken hem tot voordeel, wie overijld te werk gaat, zal gebrek lijden. 6 Rijkdom verworven door bedrog is als een vluchtige adem op zoek naar de dood. 7 Het geweld van goddelozen sleurt hen naar de ondergang, ze weigeren het recht in acht te nemen. 8 Een vreemdeling volgt slinkse wegen, een eerlijk mens handelt oprecht. 9 Je kunt beter in een hoekje op het dak wonen dan in één huis met een vrouw die ruzie zoekt. 10 Een goddeloze is uit op het kwaad, hij toont geen medelijden met zijn medemens. 11 Als je een spotter terechtwijst, trekt die onervarene daar lering uit, als je een wijze berispt, vermeerdert zijn wijsheid. 12 De rechtvaardige God slaat de goddelozen gade, hij stort ze in het verderf. (NBV)
Vandaag lezen we iets over de vrije wil van de mens. Een onderwerp waar in kerkelijke kring al eeuwenlang over wordt gediscussieerd. Want als de mens een vrije wil heeft wat blijft er dan over van de almacht van God? Het is hier niet de plaats om de discussie tot een eind te brengen. De Bijbel doet in het algemeen of de mens wel degelijk een vrije wil heeft. De God van Israël is met de mens een verbond aangegaan en wil door het verbond met zijn volk met alle volken en dus met alle mensen een verbond aangaan. Dat verbond draait om het liefhebben van de God van Israël boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf. Daar moeten we ons dus mee bezig houden. Nu wordt in de Bijbel de Koning als de meest vrije mens beschouwd, die staat overal boven. De gedachten van een Koning gaan alle kanten op, net als het water van een beek die van de bergen neer tuimelt.
In de loop van de eeuwen zijn we er achter gekomen dat de gedachten van iedereen vrij zijn, dat gedachten, opvattingen en geloof, nu eenmaal niet van buiten zijn te sturen of te beheersen. En omdat die gedachten, opvattingen en het geloof van mensen niet te sturen zijn is het een fundamentele vrijheid dat mensen die gedachten, opvattingen en dat geloof ook mogen uiten, vrijheid van meningsuiting noemen we dat en die vrijheid wordt mede tot uiting gebracht in de vrijheid van geloof. Dat uiten is niet onbelangrijk. Want met het uiten van gedachten en opvattingen, met het uiten van je geloof, breng je dat ook ter discussie. En wat de mens beweegt stelt de Bijbel voortdurend ter discussie, het toetst het namelijk aan de inhoud van het verbond met God, heb je in alles wat je vindt en gelooft heb, je je naaste wel lief als jezelf?
Waarom breng je een offer? Wat straal je uit naar je medemens? Hoe maak je je plannen in je leven? Hoe ga je met je partner om en hoe laat je aan je omgeving zien hoe een partnerschap er uit moet zien? Hoe ga je met het recht van anderen om en hoe laat je mensen tot hun recht komen? Het zal duidelijk zijn dat de Bijbel verwacht dat je daarbij voortdurend dat verbond te hulp zal roepen. Je handelen afstemt op de Geest van God heet dat dan, altijd handelen in de geest van God, alsof de God van Israël, bevrijder van slaven, steun van de armen, het zelf zou hebben kunnen doen. Het kwaad komt van de goddelozen, het kwaad komt als de mens het verbond verbreekt en niet meer handelt in de Geest van God. God sticht dus niet het kwaad maar is er de maat voor, met God is het goed, zonder God is het kwaad zegt het boek van de Spreuken vandaag. Gelukkig dat we het elke dag opnieuw met die God van Israël mogen wagen, ook vandaag weer.