Psalm 3
1 ¶ Een psalm van David, op de vlucht voor zijn zoon Absalom. 2 HEER, hoe talrijk zijn mijn belagers, velen vallen mij aan, 3 velen zeggen van mij: ‘God zal hem niet redden.’ sela 4 U, HEER, bent een schild om mij heen, u bent mijn eer, u houdt mij staande. 5 Roep ik tot de HEER om hulp, hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg. sela 6 Ik ga liggen, val in slaap en word wakker-de HEER beschermt mij. 7 Ik vrees de tienduizenden niet die mij aan alle kanten omringen. 8 Sta op, HEER, en red mij, God, sla mijn vijanden in het gezicht, breek de tanden van de wettelozen. 9 Bij u, HEER, is redding, uw zegen rust op uw volk. sela
Vandaag lezen we een psalm van onverwachte tegenslagen. We doen dat tegen de achtergrond van de verhalen over David, zoals ze opgetekend zijn in de boeken van Samuël. David kennen we als de grote koning van Israël, de koning naar Gods hart. Denk nu niet dat die David een gemakkelijk leven heeft gehad. Voordat hij koning werd moest hij vluchten voor zijn voorganger Saul. Het ging zelfs zo ver dat zich met zijn leger moest verhuren aan de vijanden. Toen hij eenmaal koning was ging het hem ook niet voor de wind. De ene na de andere zoon kwam tegen hem in opstand. Vooral de opstand van Absalom was zeer pijnlijk en zelfs op de vlucht doken er mensen op die het kwaad voor hadden met David. Geen wonder dat de traditie deze psalm plaatst in de tijd dat David op de vlucht was voor Absalom.
Ondanks alle tegenslag blijft de dichter van deze psalm vertrouwen op God. Hoewel het voortdurend een zaak is van één tegen velen blijft die ene beweren dat God beschermt. Voor ons kan dat zeer vreemd in de oren klinken. Hoeveel onschuldigen verliezen in onze dagen het leven aan onderdrukking en geweld. En hoe vaak hoor je dan niet dat er geen God kan bestaan omdat er niet wordt ingegrepen in alle leed die onschuldige mensen kan overkomen. Dat God ingrijpt in menselijk handelen komt in de Bijbel maar zeer zelden voor. Het zijn altijd mensen die de weg van God moeten volgen en dan merken dat die weg uitloopt op dat wat God heeft beloofd. Zonder dat er mensen zijn die zich begeven op de weg van God, opstaan tegen alle onrecht mensen aangedaan, blijft het onrecht bestaan en blijven onschuldigen verliezen.
Hoewel de Psalm gaat over één slachtoffer van vele vijanden is de redding door God niet een redding voor de enkeling maar voor het hele volk. De redding komt dan ook niet van God die als een Donar bij de Germanen op een paard over de wolken rijdt en met bliksemschichten de vijanden belaagd maar komt van een God die zulke goede richtlijnen heeft gegeven dat als een heel volk zich daarnaar richt alle onrecht verdwijnt. Dat kan zo mooi worden, zegt de Bijbel, dat alle volken die manier van leven over zullen nemen en daardoor alle onrecht en onderdrukking op aarde gaan uitbannen. Als je dus ellende overkomt, als je geliefden verliest, als je kinderen tegen je samenspannen, bedenk dan dat er één weg is die een uitweg biedt. De richtlijn van heb je naaste lief als jezelf, ja heb zelfs je vijanden lief. Als we iedereen daarin mee kunnen krijgen dan maken we een begin met het uitbannen van onrecht en geweld. We kunnen er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag.