Jeremia 28:1-17
1 ¶ In datzelfde jaar, in de vijfde maand van het vierde regeringsjaar van koning Sedekia van Juda, zei de profeet Chananja uit Gibeon, de zoon van Azzur, in de tempel van de HEER ten overstaan van de priesters en alle andere aanwezigen tegen mij: 2 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik ga het juk van de koning van Babylonië breken. 3 Binnen twee jaar zal ik alle kostbaarheden uit de tempel van de HEER, die koning Nebukadnessar heeft meegevoerd naar Babel, naar Jeruzalem terugbrengen. 4 Ik zal ook koning Jechonja, de zoon van Jojakim, en alle ballingen uit Juda die naar Babel zijn gevoerd, naar Jeruzalem terugbrengen-spreekt de HEER. Want ik ga het juk van de koning van Babylonië breken.’ 5 Toen antwoordde de profeet Jeremia de profeet Chananja ten overstaan van de priesters en alle anderen die in de tempel van de HEER aanwezig waren: 6 ‘Ja! Laat de HEER dat doen. Hopelijk laat hij jouw profetie uitkomen en brengt hij al het tempelgerei en alle ballingen uit Babylonië naar deze stad terug. 7 Maar luister nu naar wat ik jou en alle anderen te zeggen heb. 8 Sinds mensenheugenis hebben de profeten die vóór jou en mij hebben geleefd tegen veel landen en machtige koninkrijken niets dan oorlogen, onheil en pest geprofeteerd. 9 Van een profeet die voorspoed en vrede profeteert, weten we pas dat hij inderdaad door de HEER gezonden is als zijn woorden uitkomen.’ 10 Chananja nam toen het juk van Jeremia’s nek, brak het in stukken 11 en zei ten overstaan van allen die daar waren: ‘Dit zegt de HEER: Zo zal ik binnen twee jaar het juk van koning Nebukadnessar van Babylonië van alle volken afnemen en in stukken breken.’ Hierop verliet Jeremia de tempel. 12 Enige tijd later richtte de HEER zich tot Jeremia: 13 ‘Ga naar Chananja en zeg hem: Dit zegt de HEER: Je hebt een houten juk in stukken gebroken en het door een ijzeren juk vervangen. 14 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik leg alle volken een ijzeren juk op, waarmee ze koning Nebukadnessar van Babylonië moeten dienen. Zelfs de wilde dieren onderwerp ik aan hem.’ 15 De profeet Jeremia zei toen tegen de profeet Chananja: ‘Luister goed, Chananja! Jij bent niet door de HEER gezonden. Je hebt bij het volk valse hoop gewekt. 16 Daarom-dit zegt de HEER: Ik zal je alsnog zenden, ik zend je weg van de aarde. Je zult nog dit jaar sterven, want met je profetieën heb je het volk opgezet tegen de HEER.’ 17 En de profeet Chananja stierf nog datzelfde jaar, in de zevende maand. (NBV)
Alle onheil dat denkbaar is hebben we op de wereld al eens gehad of het zal ongetwijfeld nog wel eens gebeuren. Jaar in jaar uit zijn er akties en collectes tegen oorlog en ellende en voor de hulp aan mensen die in uiterste nood zijn. Het verhaal over Chananja en de reaktie van Jeremia daarop inspireert misschien om toch door te gaan met ontwikkelingssamenwerking en vrede stichten. Leven met vijandsbeelden is immers niet erg vruchtbaar.Wie denkt de ellende en de armoede binnen de korste keren de wereld uit te krijgen heeft de hoop van veel mensen achter zich maar ook de scepsis. Eerst zien en dan geloven. Chananja zou Babilon wel even ten val brengen, binnen twee jaar nog wel. Tegen dergelijke beloften helpen geen redeneringen. Maar dergelijke beloften helpen ook geen armen en onderdrukten. De goddelijke richtlijnen uit de woestijn, het program van recht en rechtvaardigheid dat in de Woestijn met het volk van Israel is ontworpen helpt wel. In die woestijn is een maatstaf gegeven voor welke politiek de juiste is. De vraag is eenvoudig, worden de armen er beter van, mogen de vreemdelingen meedoen.
Geert Wilders van de Partij van de Vrijheid zonder Democratie wil het anti discriminatie artikel uit de Grondwet vervangen door de dominantie van de Joods-Christelijke-Humanistische tradities. Mooi, kunnen we gerust voor zijn. Die tradities bestrijden discriminatie op grond van geloof nog harder dan de bestaande wetten. De angst die Wilders preekt voor de Islam zou hem in die tradities op langdurige gevangenisstraf komen te staan. Die tradities pleiten voor de zorg voor armen als eerste overheidstaak, en laten vreemdelingen als gelijken meedoen. Alleen het goede doen en niets dan het goede hield Paulus ons in het afgelopen jaar in de lezingen hier voor. Dat betekent niet dat je wel even de ellende in de wereld zal kunnen oplossen. Je draagt bij, je steunt anderen, je zoekt bondgenoten, je houdt je aan de wet van je naaste liefhebben als jezelf, je spoort anderen aan hetzelfde te doen, en je houd de overheid de richtlijnen voor recht en rechtvaardigheid voor. Chananja zou binnen twee jaar nog wel even Babilon een lesje leren. Maar Chananja gaat dood.
Wanneer we doodgaan weten we immers niet maar dat we dood gaan weten we allemaal. Er zijn mensen die zeggen dat je daarom zo moet leven dat je elke dag dood kunt gaan, dat er dan geen onvervulde beloften achter blijven, dat je dan gaat met het goede dat je gedaan hebt en niet met het kwade dat je nog moet herstellen of waarvan je nog terug moet keren. Ook als je zelf niet rekent met een toekomst kun je natuurlijk anderen een toekomst geven. Is werken voor je eigen toekomst dan onnuttig? Natuurlijk niet, als je jong bent leer je en leren duurt langer dan een dag. Elke dag worden we tientallen keren verleid om geld te lenen. Door die verleiding worden veel mensen in problemen gebracht. Die mensen zijn te helpen door het lenen niet meer als maatschappelijk geaccepteerde norm te aanvaarden. . Geluk zit in de glimlach van een kind, in de ogen van een zieke die weer verder kan, in de gedroogde tranen van iemand die bedroefd is, in de rechte rug van werkloze die weer werk heeft, in de trots van de WIA ontvanger die weer mee mag doen, in de vreugde van de vreemdeling die er bij mag horen. Hoop hoeven we hiervoor niet te geven, liefde schenken is genoeg om dat geluk te bereiken.