Jesaja 5:8-17
8 ¶ Wee degenen die zich huis na huis toe-eigenen, die akker na akker samenvoegen, tot er voor niemand meer ruimte is en zij alleen het land bewonen. 9 Ik hoor de HEER van de hemelse machten zweren: ‘Al die huizen zullen tot puin vervallen, zelfs de grootste en mooiste worden niet meer bewoond. 10 Een uitgestrekte wijngaard levert amper wijn op, een berg zaaigoed maar één zak graan.’ 11 Wee degenen die ‘s ochtends in alle vroegte naarstig op zoek gaan naar drank, die zich tot diep in de nacht door wijn laten benevelen. 12 Bij al hun drinkgelagen klinkt muziek van lier en tamboerijn, van trommel en fluit. Maar voor de daden van de HEER hebben zij geen oog, wat hij tot stand brengt zien ze niet. 13 Daarom gaat mijn volk in ballingschap, zonder in te zien waarom. Hun edelen komen om van de honger, de massa versmacht van dorst. 14 Het dodenrijk opent zijn keel, het spert zijn muil wijd open. Daar verdwijnt de bloem der natie, verzinkt de massa, daar verstommen de druktemakers en feestvierders.15 Zij worden vernederd, ze moeten buigen, wie trots was, zal de ogen neerslaan. 16 De HEER van de hemelse machten houdt het recht hoog, de heilige God toont zich heilig in zijn gerechtigheid. 17 De schapen zullen grazen als op hun eigen grond, rondzwerven tussen de puinhopen van de rijken. (NBV)
De mensen die de akkers en de grond in eigendom hebben. Die alle huizen bezitten en van wier gunst het afhangt wie er mogen wonen die lijken het hele land wel voor zichzelf te hebben. Dat was wat Jesaja in zijn dagen zag gebeuren in zijn land, dat was wat Karl Marx zag in de negentiende eeuw en dat is wat je ook in onze dagen zou kunnen zien. Het zijn de rijken voor wie alles moet wijken. Wajongers en werknemers in de sociale werkplaatsen moeten geld inleveren om de woonlastensubsidie, de hypotheekrenteaftrek, voor de rijken te betalen. Die rijken hebben het voor het zeggen en het lijkt er op dat de anderen niet meer echt in dit land wonen. Als je zo met elkaar omgaat dan veroorzaakt dat economische rampspoed.
In onze dagen wordt de post al niet meer bezorgd. In de dagen van Jesaja levert de wijngaard amper wijn op, een berg zaaigoed maar één zak graan. En begrijpelijk ook. Die rijken persen zelf niet de wijn, ze kijken wel uit en gaan niet lopen rondstampen in de wijnkuipen. Die rijken zaaien ook het graan niet uit op het land. Met de hand zaaien is zwaar werk en je loopt er van de ochtendkoude door de middaghitte tot de avondkoelte toe. Nee die rijken lopen liever over rode lopers en laten zich tot diep in de nacht door wijn benevelen. Galaconcerten te over, desnoods bouwen ze zelf een theater, zij kunnen het immers zelf ook wel betalen, maar oog voor de zwaksten in de samenleving, voor de mensen in nood, mensen die niet zelf mee kunnen komen hebben ze niet. Maar troost je, ze gaan allemaal dood.
Allemaal naar het crematorium in de Selwerderhof zong de Groninger dichter. Het is de God van Israël die steeds weer mensen op laat staan die roepen om recht en gerechtigheid, die aanwijzen wie het kwade goed noemen, wie het gedogen dat bevolkingsgroepen aan de kant worden gezet omdat ze anders geloven, mensen die aanwijzen wie het licht tot duisternis maken, wie tolereren dat criminelen het volk vertegenwoordigen en daarmee het duister tot licht maken, wie van zoet bitter maken onder het motto dat na het zuur het zoet moeten komen maar dat een pensioen er niet inzit omdat corrupte bankdirecteuren het geld hebben laten verdwijnen. Al die zogenaamd verstandige mensen die het o zo goed voorhebben worden hier al door Jesaja aangeklaagd. Laten we zijn voorbeeld volgen.