Genesis 38:12-23
Dan begint het verhaal van Juda en Tamar. Juda had beloofd zijn jongste zoon te geven aan Tamar om te zorgen voor het nageslacht waar ze recht op had. Maar in plaats van die terechte zorg voor Tamar ook te realiseren liet hij het er bij. De dagen verliepen, de vrouw van Juda overleed en beiden werden maar ouder. Tegenwoordig zouden we tegen Tamar zeggen dat haar biologische klok tikt en ze zich zorgen moet gaaan maken. het is dan ook niet vreemd dat ze het recht in eigen hand neemt. Dan is het jammer dat de vertaling weer een aantal zaken weg poetst. Want waar gaat Tamar zitten? Allereerst bij een poort, hier staat, langs de weg, maar zo eenvoudig staat het er niet in het Hebreeuws. Er staat bij de poort naar Enaïm en als we iets lezen over een poort dan weten we dat het gaat over het recht. Die poort is er overigens niet zomaar, het leidt naar de Twee bronnen, want zo laat zich dat Enaïm vertalen, er zijn zelfs vertalers die hier lezen dat er staat naar de twee ogen van de bronnen. Juda zullen de ogen nog geopend worden. Dat er bronnen in het verhaal opduiken betekent dat het gaat om vruchtbaarheid. Jacob gaat ondertussen naar de hoeren en kiest Tamar. Zo wordt het verhaal tenmiste bij ons verteld. Ook dat komt door de vertaling. Want als de vriend Abdullam op zoek gaat naar de vrouw met wie Jacob gemeenschap heeft gehad dat hoort hij dat er geen “wijvrouw” is geweest. En dat wordt slordig vertaalt met “zo’n ” vrouw. Juda was kennelijk bij een priesteres geweest van een kanaänitische vruchtbaarheidscultus met wie je gemeenschap moest hebben om vruchtbaarheid te verzekeren. Dat soort gemeenschap op religieuze gronden wordt in de Bijbel scherp veroordeeld. En die veroordeling klinkt ook nog in het verhaal door al lezen we dat maar indirect. Het loon voor de hoer is een geitenbokje en het was een geitenbokje dat werd geslacht om de veelkleurige mantel van Jozef in onder te dompelen. Zo zit er meer in dit verhaal dan er op het eersrte gezicht lijkt. Juda trouwt niet alleen met een kanaänitische maar volgt ook de godsdienst van het land. Zijn onderscheidingstekens, tekenen van macht en zeggenschap, gaf hij in handen van de vrouw die hij voor een vruchtbaarheidspriesteres hield. Want met de staf hoedde hij zijn kuddes en met zijn zegel bekrachtigde hij zijn overeenkomsten. Dat hoeden verwachte Tamar van hem, ze had immers een overeenkomst met hem. Toen de mensen in de ballingschap dit verhaal tegenkwamen in het boek Genesis dat ze aan het samenstellen waren zullen ze ongetwijfeld gedacht hebben aan de manier waarop het volk Israel en met name de stam Juda zich had gedragen. Overal in de Bijbel kun je lezen dat het volk vreemde goden achterna liep en zich afgaf met de goden van het land. De vraag was natuurlijk of dat wat vanouds het geval was tot een blijvende ondergang voor het volk moet leiden. En die vraag kennen wij ook in de onzekere tijden van de kredietcrisis. Betekent de aaanbidding van het geld en het gewin dat ook wij weer tot armoede en oorlog veroordeeld zijn zoals in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw? Ook bij ons wordt een bevolkingsgroep op grond van hun religie tot tuig verklaard. Misschien is het goed om in elk geval de vraag uit dit verhaal goed tot ons door te laten dringen. Hoe laten wij mensen tot hun recht komen?