Psalm 41
1 Voor de koorleider. Een psalm van David. 2 Gelukkig wie zorgt voor de armen; in kwade dagen zal de HEER hem uitkomst geven, 3 de HEER zal hem beschermen en in leven houden, men prijst hem gelukkig in het hele land. ‘Lever hem niet uit aan zijn vijanden!’ 4 Op zijn ziekbed zal de HEER hem tot steun zijn. ‘Hoe lang hij ook ziek ligt, u keert zijn lot ten goede.’ 5 Ik zeg: ‘HEER, wees mij genadig, genees mij, ik heb tegen u gezondigd.’ 6 Mijn vijanden verwensen mij, ze zeggen: ‘Wanneer sterft hij en verdwijnt zijn naam?’ 7 Wie mij bezoekt, heeft mooie woorden, maar zijn hart is vol kwade gedachten; staat hij buiten, hij spreekt ze uit. 8 Wie mij haten hopen het ergste voor mij en fluisteren aan mijn bed tegen elkaar: 9 ‘Een dodelijke kwaal heeft hem geveld, wie zo ziek ligt, staat nooit meer op.’ 10 Zelfs mijn beste vriend, op wie ik vertrouwde, die at van mijn brood, heeft zich tegen mij gekeerd. 11 Toon mij, HEER, uw genade en laat mij opstaan, dan zal ik hun geven wat ze verdienen. 12 Hieraan zal ik weten dat u mij liefhebt: als mijn vijand niet langer juicht, 13 als u mij bijstaat, omdat ik onschuldig ben, en mij voorgoed laat wonen in uw nabijheid. 14 Geprezen zij de HEER, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen, amen. (NBV)
De opschriften boven deze dagelijkse overwegingen zijn altijd ontleend aan het Bijbelgedeelte dat we eerst lezen. En vandaag was dat gemakkelijk. De regel die het meest aanspreekt is de eerste regel. Na het opschrift boven het lied dat we vandaag zingen dan. Want iedereen die voor de armen zorgt wordt gelukkig geprezen. Nu is de zorg in ons land iets heel praktisch, twee handen en twee voeten en die in dienst stellen van degene die het met eigen handen en voeten niet meer redt. Maar de Hebreeuwse term die hier met “zorgt” is vertaald heeft een wijdere betekenis. Daar klinkt ook in mee dat je een open oog kunt hebben voor de positie van armen, dat je hen recht wil doen, dat je je samenleving, of je eigen leven, zo inricht dat armen tot hun recht komen en worden geholpen. Dan wordt je gelukkig geprezen, dan ben je als het ware een bovenste beste. In onze dagen van directe behoeftebevrediging zouden we kunnen denken dat als je nu maar voor de armen zorgt er jou niks meer zal kunnen overkomen, je doet immers wat in de Bijbel staat.
Je hoort dat ook wel eens van namaak evangelisten: “Geef je hart aan Jezus en niks kan je meer overkomen” klinkt het dan. Maar zo zit het leven niet in elkaar. De psalm spreekt al over de gevolgen voor de degene die voor de armen zorgt als die ziek wordt. Voor zijn vijanden hoeft die niet bang te zijn, die vijanden zijn er dus wel. En op zijn ziekbed zal de Heer tot steun zijn. Mooi is dat, het ziekbed is er dus wel degelijk en direct beter worden is er ook niet bij want hoe lang hij ook ziek ligt, uiteindelijk keert God het lot van de zieke ten goede. Nee wie zorgt voor de armen heeft daarmee geen verzekering tegen ziekte en onheil afgesloten. Maar wie zorgt voor de armen heeft weet van de rijkdom die hij overhoudt als ziekte en onheil hem treffen. Liefde voor anderen, liefde voor de zwaksten is zo’n onuitputtelijke bron van rijkdom dat ziekte en onheil daarbij vaak in het niet vallen. Daarom kan de dichter om vergeving vragen want de ziekte van eigenwaan en eigendunk plaagt hem en houdt hem af van het zorgen voor de armen.
De psalmist is gevoelig voor het blijven van zijn naam, zijn vijanden hebben medelijden met hem want die goede naam zal verdwenen zijn als hij is heengegaan. Ze noemen de ziekte een straf van God en dat terwijl de dichter juist gericht was op het eren van God, op het navolgen van zijn gebod tot het houden van de naaste als van zichzelf. Uit die dodende situatie wil de dichter opstaan, niet tot eigen roem en eer maar tot eer van de God van Israël die mensenogen opent voor de armen die onrecht worden aangedaan. Wij vergeten vaak hoe het zit. Hoe eenvoudige arbeiders een deel van hun karig loon bij elkaar legden om een ziekenkas te beginnen zodat collega’s die geen dokter konden betalen toch de behandeling zouden krijgen die ze verdienden. Die zorg voor zieken bleek voor de hele samenleving succesvol, zo’n succes dat we nu klagen dat de last van de ziekenkas, het ziekenfonds, de ziektekostenverzekering ons te zwaar wordt. Pas daarmee op, let op wat het effect is voor de zwaksten, voor de armen, voor de zieken. Dan weten we het succes er weer van te waarderen, met dank aan de God van Israël die ons de ogen opent en gelukkig prijst wie voor de arme zorgt, ook vandaag.