Psalm 89:39-53
39 Toch hebt u hem verstoten en verworpen, uw toorn over uw gezalfde uitgestort, 40 het verbond met uw dienaar versmaad, zijn kroon vertrapt en ontwijd. 41 U hebt de wallen van zijn stad gesloopt, al zijn vestingen afgebroken, 42 voorbijgangers beroofden hem, naburige volken bespotten hem. 43 U gaf zijn tegenstanders de overhand, zijn vijanden verheugden zich, 44 u beroofde zijn zwaard van zijn scherpte, u hield hem niet staande in de strijd. 45 U hebt zijn glans gedoofd, zijn troon omver geworpen, 46 de dagen van zijn jeugd verkort, hem met schande overdekt. sela 47 Hoe lang nog, HEER? Bent u voor altijd verborgen, blijft het vuur van uw woede branden? 48 Gedenk mij en mijn vluchtig bestaan, de nietige mens, door u geschapen.49 Leeft er iemand die de dood niet zal zien, die ontkomt aan de greep van het dodenrijk? sela 50 Waar is uw liefde van vroeger, Heer, hebt u David geen trouw gezworen? 51 Gedenk, Heer, dat uw dienaren worden bespot, dat ik lijd onder de hoon van vele volken. 52 Uw vijanden, HEER, bespotten mij, spotten met uw gezalfde, waar hij ook gaat. 53 Geprezen zij de HEER in eeuwigheid. Amen, amen.(NBV)
Wie het verhaal van Koning David kent weet dat zelfs die koning uiteindelijk niet heel zijn leven de koning is gebleven die God had gewild. Hij kreeg te maken met de pest toen hij een volkstelling liet uitvoeren, alsof God er niet voor kon zorgen dat zijn volk groot en sterk werd. Hij kreeg te maken met opstandige zonen en verraderlijke generaals, hij stuurde een officier de oorlog in en wel zo dat hij zou omkomen zodat hij met diens weduwe kon trouwen en hij voerde uiteindelijk toch meer oorlogen dan nodig was om zijn volk vrede te brengen. Door die oorlogen mocht hij niet de Tempel bouwen die hij zo graag in zijn hoofdstad had gezet. David moest leren dat hij een mens was, dat niet zijn eerzucht en heerszucht de overhand mochten krijgen, juist omdat hij Koning was. De heerser die in de Bijbel door God wordt gewaardeerd en geliefd is altijd de dienende heerser, de heerser die recht en gerechtigheid brengt en de vrede nastreeft. Door dat niet na te streven gaat uiteindelijk de dynastie van Koning David ten onder en wordt Jeruzalem verwoest, het volk in ballingschap gevoerd en lijkt het met het volk Israël afgelopen.
Al die ellende kun je terug horen in dit laatste deel van deze Psalm. De ellende van een volk mag je dus best onder woorden brengen. En als je goed leest in dit laatste gedeelte van deze Psalm dan zie je dat zelfs in de Bijbel die ellende aan God wordt toegeschreven. Want moet die ellende voor altijd duren? God heeft het toch met de zwakken, met de lijdenden? Die vraag wordt ook aan God gesteld. Maar de psalmdichter wend zich niet van God af. Het gaat toch uiteindelijk om het vertrouwen in God. Die ellende zal niet eeuwig duren. Dat is niet het laatste woord. Het laatste woord is het prijzen van de Heer en dat prijzen kun je als Jeruzalem weer is hersteld, als het volk uit ballingschap is teruggekeerd, als de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf weer in het hart van het volk is gezet, als recht en gerechtigheid weer hersteld zijn en vrede is gesticht. Natuurlijk is het slot van deze Psalm ook de traditionele keurige afsluiting van een reeks Psalmen zoals ze in de Tempel werden gezongen, maar er wordt net even meer gezongen als alleen Amen. En het contrast tussen de laatste zin van deze Psalm en wat er voor staat is groot.
Dat kun je niet zomaar over je lippen krijgen na de opsomming van al die ellende. Daarom eindigt de Psalm met een noot van hoop. Het hoeft niet over te zijn en misschien maken wij het nog wel mee. Daarmee krijgt deze psalm ook voor ons een extra betekenis. Ook wij roemen graag op alles wat we voor elkaar hebben gekregen. We geven hoge bedragen uit aan ontwikkelingssamenwerking, we helpen tegen hoge prijs andere volken vrede te vinden, tallozen onder ons doen aan vrijwilligerswerk en helpen mensen en de samenleving leefbaar te houden. Ze horen thuis in het eerste deel van de Psalm die we de afgelopen dagen hebben gelezen. Maar we worden tegen vreemdelingen opgezet, we verwaarlozen kinderen van ouders met een lager inkomen, we houden onrechtvaardige handelsovereenkomsten in stand, we geven miljarden uit aan wapensystemen die we alleen in oorlog kunnen gebruiken, we verkopen wapens aan regeringen die hun volk onderdrukken. Er valt ook nog heel veel in onze samenleving te verbeteren. En de hoop waarmee de psalm besluit maakt dat we met dat verbeteren en het volhouden van het goede vandaag weer verder mogen.