Johannes 21:15-25
15 ¶ Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 16 Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,‘ 17 en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. 18 Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ 19 Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: ‘Volg mij.’ 20 ¶ Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde-de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. 21 Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: ‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’ 22 Maar Jezus antwoordde: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’ 23 Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat deze leerling niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd: ‘Hij zal niet sterven, ‘maar: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.’ 24 Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is. 25 Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden. (NBV)
In de Bijbel staan vier beschrijvingen over het leven van Jezus van Nazareth. Ze verschillen nog al van elkaar al zijn er drie die meer op elkaar lijken dan op de vierde. Die vierde is het Evangelie van Johannes. In dit laatste stukje wordt verteld dat Johannes de volgeling van Jezus was die Jezus het meeste liefhad. Dat verhaal had waarschijnlijk overal de ronde gedaan en was zo aangedikt dat men was gaan denken dat die Johannes niet zou sterven. Maar die fabel wordt in dit gedeelte dus ontkracht. Het meest opmerkelijk is het gesprek met Petrus. In de andere drie verhalen over Jezus van Nazareth wordt beschreven hoe de leerlingen geroepen worden om Jezus te volgen in het begin van het optreden van Jezus. Johannes heeft het daar niet over. Maar voor Petrus wordt er een uitzondering gemaakt, die wordt geroepen nadat Jezus van Nazareth is opgestaan.
Petrus had het oude leven weer opgevat maar wordt nu geroepen een nieuw leven te beginnen. Een leven dat zou uitlopen op een dood vergelijkbaar met de dood van Jezus. Volgens de overlevering is Petrus gekruisigd te Rome maar dat staat dus niet in de Bijbel. Nadat Petrus drie keer was geroepen om Jezus te volgen draaide hij zich om. Toen zag hij pas de leerling die Jezus liefhad. Die volgde al die tijd al. Maar wat moest Petrus dan gaan doen. Dat staat niet in dit verhaal. In het gedeelte hiervoor was hij aan het vissen en moest hij dat op een andere manier gaan doen, het net aan de andere kant uitwerpen. Dat had een menigte vissen opgeleverd, 153 om precies te zijn. Nu was er een grapje om de aanhangers van Pythagoras mee af te troeven, maar in de tijd dat Johannes zijn Evangelie schreef wisten de vissers dat er precies 153 verschillende soorten vissen waren. In onze tijd tellen de biologen wel meer dan 20 duizend verschillende soorten vissen maar in de tijd van Johannes en Petrus waren ze nog niet zover.
In de dagen dat dit verhaal moest worden uitgelegd aan gelovigen die maar pas kennis hadden gemaakt met de weg van Jezus van Nazareth werd dan ook uitgelegd dat Petrus aan alle volken en soorten mensen het Evangelie van Jezus van Nazareth moest verkondigen en dat alle gelovigen dat moesten gaan doen. Alle mensen, blank, zwart, bruin, geel, groen of paars moeten we meenemen op de Weg van Jezus van Nazareth. Daarbij mogen we er geen een vergeten. Zoals een goede herder een schaap zal gaan zoeken dat is afgedwaald zo moeten wij zorgen dat iedereen mee kan gaan doen. Iedereen die denkt dat je het met één soort kan doen, alleen autochtone mensen bijvoorbeeld, bewandelt dus niet de Weg van Jezus van Nazareth. Hoe die weg is lezen we op vier verschillende manieren, maar we worden in elk van die verhalen geroepen om Hem te volgen, ook vandaag.