Zacharia 8:9-17
9 ¶ Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Nu jullie deze woorden uit de mond van de profeten hebben gehoord, moeten jullie volhouden. Het huis van de HEER van de hemelse machten is nu gegrondvest; de herbouw van de tempel is begonnen. 10 Vóór die tijd bracht de arbeid van mens en dier niets op, en wie maar een voet buiten de deur zette werd belaagd, want ik had iedereen tegen iedereen opgezet. 11 Maar nu behandel ik jullie niet meer als vroeger-spreekt de HEER van de hemelse machten. 12 Nu is het zaad gezegend: de wijnstok zal vrucht dragen, de aarde zal haar opbrengst geven, de hemel zal zijn dauw afstaan. Dit alles zal ik schenken aan wie er van dit volk nog over zijn. 13 Vroeger golden jullie bij de andere volken als vervloekt, Juda en Israël, maar nu ik jullie te hulp kom, zullen ze jullie als gezegend beschouwen. Geef dus de moed niet op en houd vol! 14 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten: Toen jullie voorouders mijn woede opwekten, nam ik me voor dit volk kwaad te doen-zegt de HEER van de hemelse machten-, en dat heb ik ook gedaan, zonder erop terug te komen. 15 Maar nu heb ik me voorgenomen om het volk van Jeruzalem en Juda goed te doen. Geef dus de moed niet op. 16 Hier moeten jullie je aan houden: Spreek de waarheid tegen elkaar, bewaar de vrede door eerlijk en rechtvaardig recht te spreken; 17 wees er niet op uit om een ander kwaad te doen en laat je niet verleiden tot meineed, want daar heb ik een afkeer van-spreekt de HEER.’ (NBV)
Het gaat niet vanzelf, de opbouw van een nieuwe samenleving. Dat was in de tijd van Zacharia, Ezra en Nehemia zo, dat is vandaag de dag niet anders. Ooit hebben onze voorouders slavenhandel bedreven en de slavernij afgeschaft, maar de afschaffing van de slavernij heeft voor de nakomelingen van slaven tot in onze dagen niet de gelijkheid gebracht die voor de kinderen van de slavenhandelaren zo vanzelfsprekend is. Zoals de teruggekeerde ballingen geen last meer hebben van concurrerende buurvolken hebben wij geen last meer van opstanden en bevrijdingsoorlogen. Maar pas als we de richtlijnen van de God van Israël volgen dan zullen we blijvend een licht kunnen worden voor anderen.
In dit gedeelte staat de veranderlijkheid van de God van Israël centraal. Eerst is die God woedend op dat volk en zet deze God de buurvolken tegen ze op en dan gaat die God datzelfde volk redden en neemt zich voor het volk zelfs goed te doen. Wij horen vaak dat God onveranderlijk is. God is heden en gisteren dezelfde. We hebben al eens eerder gehoord dat die God ook berouw kan hebben. In het verhaal over Noach had die God zelfs berouw over zijn hele schepping. Wat we uit dit gedeelte ook kunnen leren is dat de God van Israël tegelijk veranderlijk en onveranderlijk kan zijn. Toen de hele wereld onder bevel stond van de Keizer in Rome zond die God zelfs zijn zoon om daar verandering in te brengen. Die God is namelijk onveranderlijk trouw in zijn liefde voor de mensen.
Waar moeten we ons aan houden? Aan het prijzen van God? Aan een regelmatige kerkgang? Aan het exclusief houden van mede gelovigen? Aan het kritiekloos volgen van de regering van de staat Israël? De God van Israël heeft het er niet over. Integendeel de eerste die kritiek krijgen zijn de gelovigen, is het volk Israël. We moeten elkaar de waarheid durven zeggen, we moeten eerlijk en rechtvaardig recht spreken. Dat betekent dat we heel voorzichtig moeten zijn met oordelen, ook over misdadigers. De politie arresteert verdachten en geen criminelen. Die verdachten worden pas criminelen als een onafhankelijk rechter in een eerlijk proces dat etiket er op plakt. We moeten dus geen kwaad doen aan een ander en zeker geen vals getuigenis voor een rechtbank afleggen. Samengevat betekent dat dat je God pas liefhebt als je je naaste liefhebt als jezelf. En daar kunnen we elke dag opnieuw mee beginnen.