Zacharia 1:7-17
7 ¶ Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, de maand sebat, in het tweede regeringsjaar van Darius, richtte de HEER zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo. Dit is zijn relaas. 8 Vannacht had ik een visioen. Ik zag een man op een voskleurig paard. Hij stond tussen de mirtestruiken aan de oever van het diepe water, en iets verderop stonden nog meer paarden: roodvossen, goudvossen en schimmels. 9 ‘Wat betekent dat, mijn heer?’ vroeg ik, en de engel die met mij sprak antwoordde: ‘Ik zal je laten zien wat dit betekent.’ 10 De man die tussen de mirtestruiken stond zei: ‘Dit zijn de ruiters die de HEER heeft gestuurd om de aarde te doorkruisen.’ 11 De ruiters zeiden tegen de engel van de HEER, die tussen de mirtestruiken stond: ‘Wij hebben de hele aarde doorkruist. Overal is het vredig en stil.’ 12 Toen riep de engel van de HEER uit: ‘HEER van de hemelse machten, hoe lang zal het nog duren voor u erbarmen toont met Jeruzalem en de steden van Juda, waarop u nu al zeventig jaar verbolgen bent?’13 Daarop antwoordde de HEER de engel die met mij sprak met troostende en bemoedigende woorden, 14 en de engel droeg mij op te verkondigen: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Brandend van liefde neem ik het op voor Jeruzalem en Sion, 15 en ziedend van woede ben ik op de zelfgenoegzame volken. Ik had mijn toorn immers al weer laten varen, maar zij hebben mijn volk steeds harder aangepakt. 16 Daarom-zegt de HEER keer ik vol erbarmen terug naar Jeruzalem. Mijn huis zal er worden herbouwd-spreekt de HEER van de hemelse machten-en met het meetlint in de hand zal een begin worden gemaakt met de wederopbouw van de stad.’ 17 Verder moest ik verkondigen: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen mijn steden overvloeien van voorspoed, opnieuw zal de HEER Sion troosten, opnieuw zal hij Jeruzalem uitverkiezen.’ (NBV)
De Perzen hadden de Israëlieten in de gelegenheid gesteld Jeruzalem en de Tempel weer op te bouwen. Wat was daar het gevolg van geweest? Zacharia zag dat in een droom. Cyrus was opgevolgd door Darius. Het leven had haar gewone loop weer genomen. Maar iets moet er op aarde toch te merken geweest zijn van de vrijheid die de Israëlieten gekregen hadden om hun God te dienen en te vereren. Zacharia droomde er van. Ooit hadden de Israëlieten hun lieren in de wilgen gehangen en huilden zij aan de oevers van de rivieren van Babylon. Nu groeiden er geurige struiken, lekkerder konden ze niet zijn. Mirte, het kruid dat de lijkengeur van de dood wegneemt, het werd daarom gebruikt bij het balsemen. Daar stond een man, daar stonden paarden, maar wat was de betekenis. Het moet een boodschap van God geweest zijn vond Zacharia kennelijk. En boodschappers van God kunnen uitleggen waar het om gaat, wij noemen ze daarom engelen en die naam heeft een hemelse klank gekregen.
De ruiters hadden de hele aarde doorkruist. Alle vier de windstreken van de aarde waren verkend, tot aan de einden der aarde. Een overal was vrede aangetroffen. De geruchten van oorlogen waren verstomd. Een wereld die zich richt naar de Tempel in Jeruzalem, naar de richtlijnen voor de menselijke samenleving kent vrede. Maar de boodschapper van God weet het beter. Israël kreeg wel de ruimte maar de volken hebben het licht dat door Israël werd getoond niet willen zien. En hoe moet het dan als ook de andere steden in Juda moeten worden herbouwd, hoe moet het nu als de akkers van Juda weer vrucht moeten dragen. Het stond al lang geschreven, de God van Israël laat nooit varen het werk dat zijn hand begon. De terugkeer naar de richtlijnen van God was begonnen in Babel met het opschrijven van al die verhalen. Al die verhalen die begonnen bij de Schepping, doorgingen met Noach en Abraham, Izaak en Jacob.
Die verhalen liepen uit op de bevrijding uit Egypte en het krijgen van de richtlijnen die van het volk een volk van God zouden maken. Dat werk had geleid tot de terugkeer uit de ballingschap. Dat werk had het mogelijk gemaakt tempel en stad te herbouwen. Volgens Ezra en Nehemia had heel het volk daar de goddelijke richtlijnen opnieuw gehoord. De Priesters en Levieten hadden ze opnieuw voorgelezen. En zo lang als het volk daarnaar bleef handelen zouden ook de andere steden opgebouwd worden en overvloeien over voorspoed. Pelgrims zouden weer optrekken naar Jeruzalem om de eerstelingen van de oogst te brengen en te delen met de armen, de vreemdelingen en de Priesters van de Tempel. Dat vooruitzicht van vrede is ook voor ons weggelegd, zo lang wij de volken mee proberen te krijgen in het leven volgens de richtlijnen van onze God.