Psalm 99
1 ¶ De HEER is koning-volken, beef! Hij troont op de cherubs-aarde, sidder! 2 Groot is de HEER op de Sion, verheven is hij boven alle volken. 3 Uw naam moeten zij loven, zo groot en geducht. Heilig is hij. 4 Machtige koning, die het recht bemint: u stelde rechtvaardige wetten vast. Recht en gerechtigheid in Jakob: ze zijn uw werk. 5 Breng hulde aan de HEER, onze God, en buig u neer aan zijn voeten. Heilig is hij. 6 ¶ Mozes en Aäron waren zijn priesters, ook Samuël riep zijn naam. Riepen zij tot de HEER, hij antwoordde; 7 in de wolkkolom sprak hij hen toe en zij onderhielden zijn geboden, de wet die hij hun gaf. 8 HEER, onze God, u hebt hun geantwoord. U was voor hen een God van vergeving en een God die hun misdaden strafte. 9 Breng hulde aan de HEER, onze God, en buig u neer voor zijn heilige berg. Heilig is de HEER, onze God. (NBV)
Vandaag zingen we een echt politiek lied mee. Niet een lied van goede dichters, van helden uit het verleden of van profeten, maar een lied van het volk. In andere liederen over de God van Israël gaat het vaak over de Heer uw God, daar wordt het volk aangesproken en iets verteld over de ervaringen die de dichter met de God van Israël heeft gehad. In deze psalm zingt het volk zelf. Tegen alle machthebbers in. Wie ook denkt het op aarde of een deel van de aarde voor het zeggen te hebben moet sidderen voor de God van Israël. Hier klinkt het “Heer onze God” en “Heilig is de Heer onze God”. En Heilig is hier volmaakt, lees er ook maar helend in, die hele zieke verrotte wereld met haar onderdrukking, oorlogen en geweld wordt gezond gemaakt door de God van Israël.
Waarom loopt dat volkje eigenlijk te hoop voor juist die God? Dat volk stamt toch af van slaven die aan de macht van Egypte zijn ontsnapt? Dat volkje werd toch overwonnen door wereldmachten als Assyrië, Babel en Perzië? Hun stad en hun tempel werden verwoest en bij de gratie van koning Cyrus hadden ze die weer mogen opbouwen. Wat is dan dat geroep over de God van Israël die verheven zou zijn over alle volken. Wat dan de eis dat alle volken zijn naam moeten loven, is hij werkelijk zo groot en geducht? Het antwoord wordt ook door de psalm gegeven. Het gaat om het recht en rechtvaardige wetten.
Die God van Israël heeft zijn volk richtlijnen gegeven voor een menselijke samenleving. Daar kan iedereen aan mee doen. Rijken en armen, zieken en gezonden, ouden en jongen. Zelfs de vreemdelingen zijn er welkom en ook voor hen wordt gezorgd. Dat is nog eens wat anders dan machthebbers die wetten maken die de machtigen en rijken bevoordelen, die wetten maken om herkozen te worden en meer stemmen te halen bij verkiezingen. De psalm wijst op Mozes en Aäron die de goddelijke richtlijnen aan het volk moest leren. Ze wijst op Samuël die het volk waarschuwde voor koningen zoals ook de heidenvolken hadden. Die God van Israël doorbrak de bestaande verhoudingen, bestrafte de misdaden en deed recht aan het hele volk. Daar zijn wij inmiddels ook in betrokken, ook aan ons te ijveren voor de richtlijnen voor menselijke samenleving. In deze dagen belangrijker dan ooit.