Psalm 86
De Ramadan is weer begonnen en dan zingt de Kerk in verbondenheid met de Islam graag deze Psalm. Een paar jaar geleden kwam het zelfs voor dat het begin van de Ramadan en het Joods Nieuwjaar samenvielen. In beide tradities speelt verootmoediging een rol bij deze feesten. En verootmoediging is nu typisch zo’n religieuze term waarvan we de betekenis zijn vergeten, bedekt als ze is door een heleboel lege religieuze termen. De Psalm die we vandaag met de feestenden meezingen helpt ons misschien er iets van te begrijpen. David bidt tot God om hem te behoeden, want hij is aan God toegewijd. Horen bij de God van Liefde en Recht is kennelijk een gevaarlijke zaak. Dan moet je gered worden want je wordt bedreigt door vijanden. Joden en Islamieten kunnen daarover meepraten. In beide tradities kennen ze zowel de kant van het feest als van de verootmoediging zoals David die voorzingt. Want ook de Ramadan is een feest. Christenen uit de Westerse welvaartsmaatschappij zien natuurlijk op tegen een hele dag niet eten en niet drinken. In sommige culturen wordt zelfs het speeksel niet doorgeslikt tijdens de Ramadan. Maar als de zon onder is en de eerste sterren zichtbaar zijn begint het feest. In de Joodse traditie begint dan de nieuwe dag en op vrijdagavond wordt op dat uur de Sabbat begroet. Wij zijn in onze cultuur bijna vergeten de tijd op die manier te markeren. Wij hebben door de electriciteit de nacht in dag veranderd en de ochtend en de avond hebben nauwelijks een bijzondere betekenis meer. In Jodendom en Islam is dat nog anders. Daar klinkt nog de roep om de hele dag met de Heer van alles bezig te zijn. Toen de Tempel er nog was moest daar in de ochtend en in de avond een offer gebracht worden, je begint de dag niet zonder aan een ander te denken. In de Psalm is er geen andere Heer dan God. Niemand anders die macht uitoefend over de mensen. Alle volken schaffen hun pretenties af en buigen zich voor de Liefde en prijzen de God die Liefde is. En dat afschaffen van pretenties, dat is veroortmoediging. Daarom loopt de Ramadan uit op het Suikerfeest, aan het eind van de maand waarin men bezig is met het woord van God breekt het zoet aan. Dezelfde overtuiging klinkt in het Jodendom als de Vreugde der Wet aanbreekt en in het Christendom als hongeren en dorsten naar gerechtigheid voorop staat. Het Koninkrijk van Recht en Vrede, de Geest van Liefde en Delen komt onontkoombaar voor de hele bewoonde wereld. Armen en vreemdelingen zijn verdwenen alleen broeders en zusters blijven over. Zou er in ons land nog een tijd komen dat we niet meer bang gemaakt worden voor elkaar? Wie goed naar de bang makende politici weet te luisteren hoort dat zij eigenlijk de rijken beschermen en de machthebbers die uitbuiten en zichzelf verrijken. Juist als wij een teken van goedheid willen zijn dan zullen zij, de haters, verbleken. Dat is pas echt iets om over te zingen, ook bij het begin van deze Ramadan.