Dit waren alle stammen van Israël

Genesis 49:14-28

14  Issachar is een sterke ezel, liggend tussen de manden. 15  Hij zag hoe weldadig de rust was en hoe bekoorlijk het land; er werd hem zwaar werk opgelegd, hij boog zich en droeg zijn last. 16  Dan, hij handhaaft het recht van zijn stam als elk van de stammen van Israël. 17  Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad; hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. 18  Op uw hulp hoop ik, HEER ! 19  Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij achtervolgt zijn belagers. 20  Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij voort. 21  Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt. 22 ¶  Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur. 23  De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. 24  Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige, de Machtige van Jakob, door de nabijheid van de Herder, de Rots van Israël, 25  door de God van je vader, de Ontzagwekkende. Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met zegeningen van de hemel daar boven en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot. 26  De zegen van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers.27  Benjamin, een verscheurende wolf; ‘s morgens verslindt hij zijn prooi, ‘s avonds verdeelt hij de buit.’ 28 ¶  Dit waren alle stammen van Israël, twaalf in getal, en met deze woorden gaf hun vader elk van hen een eigen zegen. (NBV)

De beschrijving in dit gedeelte van het lied volgt wat er over de stammen Zebulon, Dan, Gad, Aser en Naftali wordt verteld in de boeken Jozua en Rechters. In die boeken kunnen we lezen hoe elk van die stammen in de geschiedenis van Israel ook zo hun eigen rol hebben gespeeld. Ze hadden soms zelfs een eigen heiligdom, meestal zonder beeld zoals het in de godsdienst van Israel hoorde. Dit lied laat de oorsprong van deze stammen dus terug gaan op Jacob, als er soms mensen zouden twijfelen of ze wel echt bij Israël horen dan hoeven ze dit lied maar te horen zingen. Het gedeelte besluit met een loflied op Jozef en de verheerlijking van Benjamin. Veel volken hebben verhalen en liederen over hun oorsprong en geschiedenis. Als je er ingeburgerd bent dan hoor je die te kennen. Wij grijpen graag terug op de 80 jarige oorlog. De leider van de opstand, Willem van Oranje, voerde een oorlog om gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid. Van democratie was in het begin geen sprake. Een echte democratie werd in ons land pas in 1922 ingevoerd toen alle  volwassen mannen en vrouwen mochten kiezen en gekozen konden worden. Dat het zo lang heeft moeten duren willen we graag voor het gemak maar vergeten. Slechte kanten van een geschiedenis worden altijd graag vergeten.

Lees in het boek Rechters maar eens na hoe die lui van Dan ooit een Priester ontvoerden en hun eigen heiligdom hadden gesticht. Wij beroemen ons soms graag op de VOC mentaliteit. De mentaliteit te tonen waarbij men hele dorpen platbrandde en de inwoners vermoordde om de winst uit de handel veilig te stellen. De vertegenwoordigers van de VOC waren de beroerdsten niet als het ging om het opleggen van hun wil en het veilig stellen van de handelswinst. Ze moorden er in ons Indië rustig op los, tot het begin van de vorige eeuw toe. Slechts een enkele Nederlander, Multatuli bijvoorbeeld, verhief de stem tegen het onrecht in onze grootste kolonie. Ook de kerken zwegen vaak bij het onrecht omdat de bescherming door de Staatsmacht een vruchtbaar klimaat voor de zending betekende.  Dat Indië mee daardoor het grootste moslimland op aarde werd namen we kennelijk op de koop toe. In de Bijbel worden die negatieve bladzijden uit de geschiedenis van Israël niet verzwegen. De geschiedenis wordt daarin beschreven als een verhaal over wel naar God luisteren, wel denken om de minsten en de zwaksten, of niet naar God luisteren, voorrang geven aan eigen macht en rijkdom.

We lezen over de laatste woorden van aartsvader Jacob. Hij had zijn zonen allemaal weer terug, kon dromen van een prachtige toekomst voor zijn nageslacht en had zijn leven zo geleefd dat die toekomst er ook inderdaad zou komen. De God van zijn grootvader Abraham en zijn vader Izaak was met hem meegetrokken en zijn lievelingszoon Jozef had de belangrijkste plaats ingenomen onder zijn zoons. Met een loflied op Jozef begint dit gedeelte dan ook. Maar ook Jozef moet beseffen dat het niet allemaal vanzelf is gegaan. De belagers die geprobeerd hadden Jozef om te brengen of te vernederen hadden uiteindelijk geen resultaat gezien, maar dat lag niet aan Jozef zelf maar aan God. Ofwel, ons wordt geleerd het leven te nemen zoals het komt, in goede en in kwade dagen. Het enige dat ons rest is het goede te doen en niet dan het goede en daarmee de weg te volgen van de God van Jacob, de Herder van Israël. Van de God die zegt dat je van je naaste moet houden als van jezelf komen de zegeningen, komt het goede. De grootste zegen is natuurlijk dat je er mag zijn voor de minsten onder ons.

Plaats een reactie