Genesis 36:1-8(43)
1 ¶ Dit zijn de nakomelingen van Esau, ook Edom genoemd. 2 Esau trouwde met vrouwen uit Kanaän: met Ada en een kleindochter van de Hethiet Elon, met Oholibama, die een dochter was van Ana, de dochter van de Chiwwiet Sibon, 3 en met Basemat, de dochter van Ismaël en de zuster van Nebajot. 4 Ada baarde hem Elifaz, Basemat baarde Reüel, 5 en Oholibama baarde Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren de zonen van Esau, die hij in Kanaän kreeg. 6 Met zijn vrouwen, zijn zonen en dochters en al zijn slaven en slavinnen, met zijn hele veestapel en alle bezittingen die hij in Kanaän verworven had, trok Esau naar een ander land, weg van zijn broer Jakob. 7 Beiden bezaten namelijk zo veel vee dat het land waar zij toen woonden niet groot genoeg was om bij elkaar te blijven. 8 Esau, ook Edom genoemd, vestigde zich in het Seïrgebergte. (NBV)
De verzen 9-43 bevatten alleen namen van de nakomelingen van Esau
Het verhaal van de Hebreeuwse Bijbel vertelt ons hoe dat slavenvolk Israël aan het land gekomen was dat ze in Kanaän hadden ingenomen en hoe ze dat weer kwijtraakten. Dat verhaal begon eigenlijk bij Abraham. Het gedeelte er voor is een aanloop naar dat verhaal. Dat eerste deel van het verhaal benadrukt voor iedereen op aarde dat het geen verdienste van de mens is dat die een deel van die aarde bewerkt en bewoont maar dat die hele aarde van de God is die Abraham naar zijn plaats bracht en die het volk dat afstamde van Jacob het land gaf waar ze een voorbeeld voor de volken zouden kunnen zijn. Het lijkt er vandaag de dag op dat we net als Israël in de loop van de tijd vergeten zijn dat onze aarde een geschenk is. Een geschenk dat je door eigen doen kan kwijtraken. Dat kwijtraken zal in onze dagen nog niet gebeuren maar als we bijvoorbeeld doorgaan de lucht met CO2, de zee met plastic en de aarde met plutonium te vergiftigen en de aarde uit te putten dan wordt onze wereld op den duur onleefbaar voor mensen.
Het verhaal vertelt ons ook dat we niet bang hoeven te zijn voor de toekomst als we ons maar blijven beseffen dat die aarde een geschenk is. Er is plaats genoeg voor ons allemaal, en voor nog veel meer mensen, als we ophouden de aarde onleefbaar te maken en als we bereid zijn de rijkdom die ons is toegevallen te delen met hen aan wie niets is toegevallen. Ook het verhaal van Jacob en Esau vertelt ons dat verhaal. Esau was uitgegroeid tot een imponerende jager. Hij had zijn eigen legertje verzameld, vrouwen getrouwd en kinderen gekregen en had daarmee een sterke positie verworven in Kanaän. De veehouder Jacob kwam uit hetzelfde land maar als veehouder had hij niet de oorlogsmachine die van Esau verwacht kon worden Hij was dus zeer beducht voor zijn broer. Maar toe zijn verbazing had Esau hem hartelijk ontvangen. Gekust zelfs.
Bleef voor Jacob de vraag of die kus gemeend was. Heel veel later en los van dit verhaal zou Jezus van Nazareth ook gekust worden door een volgeling, dat was een kus om hem te verraden. De macht van Esau zou dit ook mogelijk moeten maken. Maar niets van dat alles. Esau trok met zijn volk de bergen in. Daar was voldoende voedsel voor zijn vee en daar bleef ook wat te jagen. De vruchtbare vlakte van Kanaän liet hij aan Jacob. Daarmee begon de belofte van die God van Abraham al een klein beetje vorm te krijgen. Abraham zou de vader van vele volken worden. Hier zijn er al twee, Edom en Israël. En de nakomelingen van Abraham zouden het land Kanaän tot hun woonplaats maken. En ziedaar, Jacob trekt met zijn vee en zijn zonen en vrouwen door Kanaän. Het begint er op te lijken. Ook voor ons is dus een blijvende aarde, met vrede en welzijn voor iedereen weggelegd. Maar dat blijft een geschenk van de God van Jacob.