Genesis 29:1-20
1 ¶ Jakob vervolgde zijn reis naar het land waar de volken van het oosten wonen. 2 Op een dag zag hij ergens in het open veld een put waar drie kudden schapen omheen lagen; de dieren kregen altijd uit die put te drinken. Over de opening van de put lag een grote steen. 3 Als alle kudden daar bijeen waren gedreven, werd de steen van de opening gerold en kreeg het vee te drinken. Daarna werd de steen op de put teruggelegd. 4 Jakob vroeg de herders: ‘Waar komen jullie vandaan, vrienden?’ ‘Uit Charan, ‘antwoordden ze.5 ‘Kennen jullie dan misschien Laban, de kleinzoon van Nachor?’ ‘Jazeker, ‘zeiden ze. 6 ‘Hoe maakt hij het?’ vroeg hij. ‘Goed, ‘antwoordden ze. ‘Kijk, daar komt zijn dochter Rachel juist aan met de schapen.’ 7 ‘Maar het is nog volop dag, ‘zei Jakob, ‘het is toch nog geen tijd om het vee bijeen te drijven? Jullie kunnen de dieren toch te drinken geven en ze daarna weer laten grazen?’8 ‘Nee, ‘zeiden ze, ‘dat kan niet. Pas als alle kudden bijeen zijn gedreven, rollen we de steen van de put en geven we het vee te drinken.’ 9 ¶ Terwijl hij nog met hen stond te praten, kwam Rachel eraan met de schapen van haar vader; zij was herderin. 10 Zodra Jakob Rachel zag, de dochter van zijn moeders broer Laban, met Labans vee, liep hij naar de put, rolde de steen van de opening en gaf de dieren van zijn oom te drinken. 11 Daarna kuste hij Rachel, terwijl hij zijn tranen de vrije loop liet.12 Zodra hij Rachel had verteld dat hij familie van haar vader was, een zoon van Rebekka, rende ze naar haar vader en vertelde het hem. 13 Nauwelijks had Laban het nieuws over Jakob, de zoon van zijn zuster, gehoord of hij snelde hem tegemoet, omhelsde hem, kuste hem hartelijk en nam hem mee naar zijn huis. Daar vertelde Jakob zijn hele geschiedenis aan Laban. 14 ‘Het is duidelijk, ‘zei Laban, ‘dat je familie van me bent!’ Jakob was een volle maand bij Laban in huis 15 ¶ toen deze tegen hem zei: ‘Het is niet nodig dat je voor niets voor mij werkt, alleen omdat je familie van me bent. Zeg me maar wat je loon moet zijn.’ 16 Nu had Laban twee dochters; de oudste heette Lea, de jongste Rachel. 17 Lea’s ogen hadden geen glans, maar Rachel was mooi en aantrekkelijk.18 Jakob was verliefd op Rachel, daarom zei hij tegen Laban: ‘Ik zal zeven jaar voor u werken om Rachel, uw jongste dochter.’ 19 Laban antwoordde: ‘Ik kan haar beter aan jou geven dan aan een ander. Je kunt dus blijven.’ 20 Zo werkte Jakob zeven jaar om Rachel, maar voor zijn gevoel waren het maar een paar dagen, zoveel hield hij van haar. (NBV)
De herders rond de put van Jacob hadden begrepen dat je de vruchtbaarheid alleen kunt verdienen door samen te werken. Alleen samen krijg je de steen van de put. Het was de liefde voor Rachel die Jacob te kracht gaf de steen zelf van de put te halen. Het verhaal verteld dan ook niet meer dat de steen weer teruggelegd werd, en voor christenen klinkt het alsof de steen van een graf werd gehaald. Samenwerking is goed, zeker als echt iedereen mee mag doen. Maar samenwerking, zorg voor de naaste is niets zonder de Liefde. Juist de liefde maakt dat er meer mogelijk is. Paulus zal in zijn beroemde lied over de liefde zingen dat al dat goede zonder de liefde is als schallend koper, het klinkt goed maar er zit geen muziek in. Pas de Liefde zal werkelijke vrede en welvaart brengen, dat geldt ook voor ons.
Jacob moet nog heel veel leren over de godsdienst die zijn grootvader Abraham had ontdekt. Die godsdienst moet leiden tot een groot volk, talrijk als de sterren aan de hemel. Moet je dan de mooiste van de dochters van Laban nemen? Of neem je dan de vruchtbaarste. Waar hier staat dat de ogen van Lea geen glans hadden, en anderen vertalen hier met flets, had de Statenvertaling het over “tedere ogen” Ogen zijn de spiegel van de ziel zegt men en wellicht was het zo dat Rachel een zeer fraai uiterlijk had maar dat Lea eigenlijk veel mooier van binnen was. Later zou blijken dat Lea in elk geval meer kinderen zou krijgen dan Rachel. Jacob krijgt zijn bruiden overigens niet zomaar maar moet er een volle tijd voor werken. De zeven jaar zouden een sabbatsperiode worden, zoals de week zeven dagen telt met een rustdag als laatste, zo werd het land, de dieren en de mensen elk zevende jaar rust gegund. De slaven werden vrijgelaten en de schulden kwijt gescholden. Voor Jacob levert dat een bruid en een geliefde op.
Dat sabbatsjaar was een heel bijzonder jaar. Het werd beschreven lang nadat Jacob gestorven was. Het werd beschreven toen dat volk dat zich als nakomelingen van Abraham, Izaak en Jacob beschouwde bevrijd was uit de slavernij in Egypte en door de woestijn trok op weg naar het land dat ook al aan Jacob was beloofd. In dat zevende jaar moest dat volk leven van hetgeen zomaar op de akker wilde groeien. Alles en iedereen kreeg rust, zelfs het vee, zelfs de aarde. Voor Jacob was het een periode waarna er eindelijk plaats zou zijn voor liefde, zijn liefde voor Rachel, haar liefde voor Jacob. Voor het volk was dat jaar van rust een bevrijding van de verslaving aan arbeid. Elke week hadden ze al een dag waarop ze de bevrijding van de slavernij van de arbeid konden vieren, maar een jaar lang leek wel een eeuwigheid en een eeuwige bevrijding van de slavernij van de arbeid is wat alle mensen wacht. Wij schaffen zelfs die ene dag in de week gemakkelijk af. Slavernij van de arbeid wordt weer heel gewoon. We leven in een economie van dag en nacht heet het dan. Maar in werkelijkheid is er alleen de nacht. De dag van vrijheid voor heel een volk kennen we niet meer. Het ideaal van Jacob de liefde te laten heersen en daar kracht uit te putten vergaat in onze tijd.