Prediker 5:9-19
9 Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte. 10 Maar hoe groter iemands kapitaal is, des te groter ook het aantal mensen dat het komt verbrassen. Wat heeft de eigenaar hierbij te winnen? Hij kan alleen maar toekijken. 11 Een arbeider slaapt goed, of hij nu veel of weinig te verteren heeft, maar wie zwelgt in rijkdom, kan de slaap niet vatten. 12 Ik heb een trieste zaak onder de zon gezien die tot veel ellende leidt. Iemand waakt over zijn rijkdom, maar het loopt rampzalig af, 13 want één tegenslag vaagt al die rijkdom weg. De zoon die hij verwekt heeft, blijft met lege handen achter. 14 Naakt is zo iemand uit de moederschoot gekomen, even naakt keert hij terug. Niets van wat hij heeft verworven en in handen dacht te hebben, neemt hij mee. 15 Het is, ook dit, triest en ellendig, maar zoals hij is gekomen, zo keert hij terug. Wat is het voordeel voor de mens dat hij zwoegt voor wind? 6 Alle dagen van zijn leven brengt hij door in duisternis, heel zijn bestaan is vol ellende en verdriet, en vol ontevredenheid. 17 Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. 18 Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, wanneer hem dat door God wordt toegestaan als zijn rechtmatig deel en hij zich verheugt in alles wat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. 19 Dan piekert hij tenminste niet zo veel over het luttel aantal dagen van zijn leven, maar gaat hij van ganser harte op in de vreugde die God hem toebedeelt. (NBV)
Er zijn twee steden in ons land waar het samen te goed doen aan eten en drinken een bijzondere historische en maatschappelijke betekenis heeft. Het zijn Leiden en Alkmaar. In Leiden eet men op 3 oktober samen hutspot met klapstuk en in Alkmaar eet men op 8 oktober samen stamppot zuurkool met worst. Beide maaltijden staan in onze historische traditie en herdenken het ontstaan van ons land. Beide maaltijden herinneren aan de maaltijden die gegeten werden na het opheffen van het beleg van deze steden door de Spanjaarden in respectievelijk 1574 en 1573. Het beleg had honger gebracht en toen de vruchten van het omringende land weer de stad in kwamen kon men zich aan eten en drinken te goed doen. Dat opheffen van het beleg, de overwinningen die daarmee op de Spanjaarden werden behaald, droegen geweldig bij aan de vorming van een staat waarin de idealen van de Hervorming gestalte konden krijgen.
Bij Alkmaar begon immers de Victorie. In onze dagen wordt nog al eens gesproken over de wortels van onze identiteit, over de traditie waarin ons volk zou staan. In Leiden en Alkmaar wapperen begin oktober de nationale en de stadsvlaggen naast elkaar. Het wapen met de sleutels van Leiden en het wapen met de burcht van Alkmaar zijn overal in die steden te zien. Nationalisme ten top zou men op het eerste gezicht zeggen. Maar die betekenis wordt in beide steden niet aan het feest gegeven. In beide steden gaat het om de vrijheid. In beide steden is ook een historie van tolerantie. Doopsgezinden mochten in Alkmaar al enkele jaren na het beleg een eigen kerk bouwen en vanaf 1604 was het de Joden vrij zich in de stad te vestigen, aparte kleding te dragen en hun godsdienst te belijden. De staat wortelde zich op de apologie van Willem van Oranje, de vader des vaderlands, daarin stonden gewetensvrijheid en geloofsvrijheid voor elke burger centraal.
Dat is dus de traditie die Nederlands is, die tolerantie bepaald de identiteit van de Nederlander. Daarom is het van buiten komend niet mogelijk een Nederlandse identiteit te vinden. Je zult als Nederlander je eigen identiteit moeten meebrengen. Daarom is het veroordelen van weer een nieuwe godsdienst die in ons land beleden wordt ook zeer on Nederlands, ja zelfs anti-Nederlands. Beter is tolerant te zijn en te genieten van wat je ten deel valt. Ook de Nederlandse gewoonten die je zelf het leukste vindt kun je niet aan het verleden ontlenen. De taal niet, de godsdienst niet, de vorm van de mensen niet, de gewoonten niet. In 1573 en 1574 spraken ze hier een taal die we nu niet meer verstaan, aten ze zaken die we nu niet meer kennen, dronken kinderen een bier dat we ze nu niet meer toestaan. En ook de Protestantse en Rooms Katholieke godsdienstbeleving uit die dagen vindt je vandaag niet meer terug in ons land. Alles verandert, maar de Liefde voor de naaste blijft, dat is een goede traditie, net als samen eten.