Lucas 9:37-50
37 ¶ Toen ze de volgende dag de berg afdaalden, kwam een grote menigte Jezus tegemoet. 38 Opeens begon een man in de menigte luid te roepen: ‘Meester, ik smeek u, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind. 39 Telkens weer neemt een geest bezit van hem, en dan begint hij opeens te schreeuwen en krijgt hij stuiptrekkingen en komt het schuim hem op de lippen te staan. En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen. 40 Ik heb uw leerlingen gesmeekt om hem uit te drijven, maar dat konden ze niet.’ 41 Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen? Breng uw zoon hier.’ 42 Terwijl de jongen naar hem toe liep, gooide de demon hem op de grond en liet hem stuiptrekken. Maar Jezus sprak de onreine geest op strenge toon toe, genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader. 43 ¶ Allen waren met stomheid geslagen vanwege de grootheid van God. Terwijl iedereen nog onder de indruk was van zijn daden, zei Jezus tegen zijn leerlingen: 44 ‘Onthoud wat ik tegen jullie zeg: de Mensenzoon zal aan de mensen uitgeleverd worden.’ 45 Maar ze begrepen deze uitspraak niet; de betekenis bleef voor hen verborgen, en ze durfden hem niet naar de zin van die uitspraak te vragen. 46 Ze begonnen onderling te redetwisten over wie van hen de belangrijkste was. 47 Jezus merkte wat hen bezighield en hij nam een kind bij zich, dat hij naast zich neerzette. 48 Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt hem op die mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ 49 Daarop zei Johannes: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij u niet samen met ons volgt.’ 50 Jezus zei tegen hem: ‘Verhinder het niet! Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’ (NBV)
Een ongelovig en dwars volk zijn we vaak. Bang voor geesten en demonen, bang voor tegenwerking en mislukking, bang voor ons eigen hachje. Is er een jongen die genezing behoeft, kennelijk van een epileptische aandoening, staan we met onze handen in het haar en raken we in paniek in plaats van die jongen een eigen plaats in onze samenleving te geven. Het kwade te negeren en het goede te doen, daar komt het ook voor ons op aan. Als God liefde is dan komt de grootheid van de liefde juist tot uiting in het liefhebben van mensen. Als je werkelijk van mensen houdt dan gebeuren er dingen die je niet voor mogelijk had gehouden. Dat betekent niet dat je altijd liefjes moet zijn. Jezus spreekt het kwade in dit verhaal streng toe, dat wat kwaad is moet worden bestreden. Daar kun je natuurlijk wel weerstand van ondervinden.
Mensen die uit gemakzucht of gewinzucht het kwaad bedrijven, groot of klein, zullen dat niet snel opgeven. Daar waar God vraagt het goede te doen voor de minste onder ons blijven wij een dwars volk, ongelovig in de mogelijkheden die mensen geboden zijn en bang voor de gevolgen. Jezus roept ons op het anders te gaan doen, voor de grootheid van God. Alle mensen waren onder de indruk van wat Jezus van Nazareth had gedaan. De beweging die rondom die Jezus was ontstaan groeide en groeide. Jezus van Nazareth zelf relativeerde dat belang. Vandaag nog populair morgen in de gevangenis, zo was het Johannes vergaan zo zou het ook Jezus kunnen vergaan. Maar op het hoogtepunt van een beweging is het moeilijk voor te stellen dat er een eind aan komt, ja zelfs dat men er een afkeer van zou kunnen krijgen. Jezus van Nazareth zet echter de beweging niet centraal en zeker ook zichzelf niet. Hij zet de zwakken centraal in de samenleving.
Een kind wordt in dit verhaal als voorbeeld genomen. Als je voor een kind weet te gaan zorgen dan ben je pas belangrijk, wie zichzelf dienstbaar maakt, wie dus de kleinste is, is volgens Jezus van Nazareth pas groot. Daar kunnen ze in de Verenigde Staten van Amerika nog heel veel van leren. Iedereen is wel gelijk, maar het recht van ieder individu te streven naar geluk en voorspoed betekent ook dat iedereen dat mag doen ten koste van anderen. Het zogenaamd Christelijk karakter heeft dan ook een sterk buitenkant gehalte. Gevangenen worden niet bezocht, laat staan vrijgelaten, maar gedood, hongerigen worden niet gevoed en naakten niet gekleed aan de armen wordt niet de bevrijding verkondigd die Jezus van Nazareth zo benadrukte in zijn optreden. Voor velen zijn de Verenigde Staten van Amerika een voorbeeld Maar geen menselijke samenleving kan als voorbeeld dienen voor het Koninkrijk van God. Daar zullen alle tranen gewist zijn. Voor het zover is zullen wij ons dag in dag uit dienend moeten opstellen en ook anderen moeten oproepen daarin mee te gaan, ook onze Amerikaanse broeders en zusters.