Numeri 14:26-45
26 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 27 ‘Hoe lang blijft dit verdorven volk zich nog tegenover mij beklagen? Ik heb hun voortdurende geklaag lang genoeg aangehoord. 28 Zeg hun dit: “Zo waar ik leef-spreekt de HEER -,ik zal zeker met jullie doen wat ik je heb horen zeggen. 29 Hier in de woestijn zullen jullie lijken liggen, de lijken van allen die ingeschreven zijn, allen van twintig jaar en ouder, niemand uitgezonderd, omdat jullie je tegenover mij beklaagd hebben. 30 Jullie zullen het land waarvan ik gezworen heb dat je er zou wonen, niet binnengaan, met uitzondering van Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. 31 Jullie kinderen, die volgens jullie zouden worden buitgemaakt, zal ik er wel brengen. Zij zullen het land dat jullie versmaad hebben, leren kennen. 32 Maar wat jullie betreft, jullie lijken zullen hier in de woestijn komen te liggen, 33 en je kinderen zullen veertig jaar lang door de woestijn ronddolen om te boeten voor je ontrouw, tot jullie lijken hier in de woestijn vergaan zijn. 34 Veertig dagen hebben jullie het land verkend, veertig jaar zul je voor je schuld boete doen, één jaar voor elke dag. Dan zul je ondervinden wat het betekent als ik mijn handen van je aftrek.” 35 Ik, de HEER, zweer dat ik zo zal handelen met heel dit verdorven volk, dat tegen mij heeft samengespannen. Hier in de woestijn zal hun leven een einde nemen, hier zullen ze sterven.’ 36 ¶ De mannen die Mozes erop uitgestuurd had om het land te verkennen en die na hun terugkeer het volk tot geklaag hadden aangezet door allerlei ongunstigs over dat land te vertellen, 37 die mannen stierven in de buurt van het heiligdom ten gevolge van een plaag, omdat ze het land in een kwaad daglicht hadden gesteld. 38 Twee van de verkenners van het land echter, Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven in leven. 39 Toen Mozes de woorden van de HEER aan de Israëlieten overbracht, werd het volk diepbedroefd. 40 De volgende morgen vroeg wilden ze de bergen in trekken. ‘We zijn alsnog bereid om op te trekken naar de plaats waarover de HEER gesproken heeft, ‘zeiden ze, ‘we hebben gezondigd.’ 41 Maar Mozes zei: ‘Waarom gaat u in tegen het bevel van de HEER? Zo’n onderneming is gedoemd te mislukken. 42 Trek niet ten strijde, want de HEER is niet in uw midden. Doet u het toch, dan zult u door uw vijanden verslagen worden, 43 want u komt daar tegenover de Amalekieten en de Kanaänieten te staan, en u zult in de strijd omkomen omdat u zich van de HEER hebt afgewend. De HEER zal u niet bijstaan.’ 44 Toch waren ze zo overmoedig om de bergen in te trekken, hoewel Mozes en de ark van het verbond met de HEER in het kamp bleven. 45 De Amalekieten en Kanaänieten die daar in het bergland woonden, kwamen hun tegemoet, brachten hun een verpletterende nederlaag toe en dreven hen terug tot Chorma. (NBV)
We moeten altijd goed kijken wat dat nu eigenlijk betekent dat zondigen. We weten dat het ooit met Adam en Eva begonnen is. Zij zouden zogenaamd gelijk aan God worden en dat kan natuurlijk niet. We weten het wel, dat we geen goden kunnen worden maar altijd mensen zullen blijven. Toch lijkt het er op of we het altijd beter willen weten dan God. Als God tot een volk zegt “Gij zult niet doden”, God zegt dat ook tot ons volk, dan zijn er altijd mensen die het beter willen weten. We kunnen toch niet geweldloos leven? We kunnen toch geen oorlogen bestrijden door geweldloos te blijven? We zouden wel kunnen proberen oorlogen te voorkomen door eerlijk te delen en zelfs onze vijanden lief te hebben maar dat is ingewikkeld, dan zouden we namelijk altijd moeten zorgen voor de zwaksten in de wereld en in de wereld zouden we sterk moeten zijn heet het dan. In het verhaal van vandaag gaat het net zo. God had besloten het volk een prachtig land te geven. Maar het volk wilde het beter weten, dat land was niet prachtig, daar woonden enge mensen in enge versterkte steden. Dat was de eerste zonde uit dit verhaal van het volk, beter weten dan God.
God trekt zijn handen af van de mensen die het beter willen weten. Ze kunnen doodvallen en dat doen de verkenners dan ook voor de Tent der Ontmoeting, niks Ontmoeting, ze kunnen letterlijk doodvallen. Dat is voor het volk natuurlijk behoorlijk schrikken. Vooral omdat God besloten heeft zijn handen niet van het volk als zodanig af te trekken maar van de generatie die bevrijd was uit de slavernij in Egypte maar bij elke tegenslag, bij elke uitdaging weer terug wil naar Egypte. Als ze die kant op willen dan moet het maar. Egypte was het land van de dood, daar werd letterlijk de dood aanbeden. De piramiden getuigen er van tot in onze dagen. Het volk had al veertig dagen door de woestijn getrokken, als ze nog een keer veertig jaar door de woestijn zouden trekken dan was iedereen van de eerste bevrijde generatie vanzelf gestorven. Dus: opnieuw de woestijn in. Maar het volk weet het weer beter. Net als bij ons. Hebben we niet zo lang geleden een oorlog gehad waarvan we konden leren dat we nooit en te nimmer meer onderscheid tussen mensen zouden moeten maken op grond van geloof, afkomst, sekse, levensovertuiging, leeftijd en gezondheid en wij gaan de ene groep tegen de andere opzetten. Wie een bepaald geloof aanhangt is gevaarlijk, wie oud is moet zelf zorgen voor de oplossing bij gebreken, wie een levensovertuiging heeft moet doe maar voor zichzelf thuis houden.
Het volk leert net als wij niks van de lessen van God. We blijven bezig. Het volk Israël besluit alsnog te vertrouwen op de belofte van God. Ze trekken zelf wel ten strijde tegen de vijandige volken. Maar dan vergeten ze belangrijke zaken uit de belofte van God, gij zult niet doden. Dat doden zou nodig kunnen zijn, maar dan omdat God het duidelijk wil. Die tweede generatie zal na veertig jaar de eerste de beste stad innemen zonder slag of stoot, alleen door het zeven dagen lang, zeven keer met de ark rond die stad te trekken. Nu trekken ze op tegen de vijandelijke volken in de Bergen en worden verslagen. Zelfs de waarschuwing van Mozes helpt niet. En Mozes sprak nog wel voortdurend met de God van Israël. Nee het volk moest het zo nodig beter weten. Die oorlog waarvan wij hadden kunnen leren herdenken we elk jaar opnieuw, al zeventig jaar lang. Elk jaar horen we weer vertellen over de verschrikkingen, over de volkenmoord die plaatsvond alleen op grond van de komaf van sommige mensen. Maar na die herdenking gaan we gewoon door, wie het verkeerde geloof heeft deugt niet, wie vlucht voor armoede, geweld en onderdrukking is niet welkom, we zetten ze liever op gammele bootjes zodat ze verdrinken. Misschien dat het tijd wordt het niet beter te willen weten dan God. In elke hongerige, naakte, dorstige, gevangene, onderdrukte, gewonde en bedroefde kunnen we zijn Zoon ontmoeten. Laten we die welkom heten en helpen.