Ruth 3:1-18
1 ¶ Op een dag zei Noömi, haar schoonmoeder: ‘Mijn dochter, zal ik niet een thuis voor je zoeken waar het je goed zal gaan? 2 Boaz, bij wie je gewerkt hebt, is zoals je weet familie van ons. Vanavond zal hij op de dorsvloer gerst wannen. 3 Baad je, wrijf je in met olie, kleed je aan en ga naar de dorsvloer. Zorg dat hij je niet ziet voordat hij klaar is met eten en drinken. 4 Als hij gaat slapen moet je goed opletten waar hij zich neerlegt, en dan moet je naar hem toe gaan, de deken aan zijn voeteneinde terugslaan en daar gaan liggen. Hij zal je dan wel vertellen wat je moet doen.’ 5 Ruth antwoordde: ‘Ik zal doen wat u mij zegt.’ 6 ¶ Ze ging naar de dorsvloer en deed precies wat haar schoonmoeder haar had opgedragen. 7 Boaz at en dronk, voelde zich voldaan, en legde zich te slapen tegen een hoop gerst. Toen kwam Ruth stilletjes naar hem toe, sloeg de deken aan zijn voeteneinde terug en ging liggen. 8 Midden in de nacht schrok hij wakker, draaide zich om en zag een vrouw aan zijn voeteneinde liggen. 9 ‘Wie is daar?’ vroeg hij. ‘Ik ben het, Ruth, ‘zei ze. ‘Wilt u mij bij u nemen, want u kunt voor ons als losser optreden.’ 10 ‘Moge de HEER je zegenen, mijn dochter, ‘zei hij. ‘Dit getuigt van nog meer trouw dan wat je voorheen al hebt gedaan. Je hebt niet omgekeken naar jongere mannen, arm of rijk. 11 Daarom, mijn dochter, wees niet bang. Ik zal doen wat je van me vraagt; iedereen in de stad weet immers dat je een bijzondere vrouw bent. 12 Maar al is het waar dat ik jullie kan helpen, er is nog iemand anders voor wie dat geldt, en hij staat dichter bij jullie dan ik. 13 Blijf vannacht hier. Als morgenochtend blijkt dat die man als losser wil optreden is het goed, maar als hij dat niet wil, dan doe ik het, zo waar de HEER leeft. Blijf hier nu maar liggen, tot het ochtend wordt.’ 14 ¶ En zij bleef tot de ochtend aan zijn voeteneinde liggen. Voordat het zo licht werd dat men iemand herkennen kon, stond ze op, want hij wilde niet dat bekend werd dat ze op de dorsvloer was geweest. 15 Hij zei: ‘Pak je omslagdoek en houd hem open.’ Dat deed ze, en hij goot er zes maten gerst in en hielp haar dit alles op te tillen. Daarna ging hij naar de stad. 16 Zij ging naar haar schoonmoeder, die haar vroeg hoe het haar was vergaan. Ruth vertelde haar wat Boaz voor haar gedaan had. 17 ‘Deze zes maten gerst heeft hij me gegeven, “want, ”zei hij, “je moet niet met lege handen bij je schoonmoeder aankomen.”’ 18 Daarop zei Noömi: ‘Blijf hier dan maar rustig wachten tot je weet hoe het afloopt, mijn dochter, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft.’ (NBV)
Het was een mooie zomer geweest. De oogst was binnen en nu werd het tijd het kaf van het koren te scheiden. Je hebt immers alleen de korrels nodig om te malen tot meel zodat je er het brood mee kunt bakken waarmee je je tot de volgende oogst kunt voeden. Dat wannen van de gerst hoort bij dat proces van scheiden van kaf en koren. Maar voor Ruth en Noömi betekende dat ook dat de tijd van aren rapen, achter de maaiers en korenbindsters aan, voorbij was. Het betekende een terugkeer naar honger en armoede. Nu was Ruth een soort oudedagsvoorziening voor Noömi geweest. AOW of pensioen was er in die tijd nog niet. Het beste pensioen kreeg je van je kinderen, hoe meer hoe beter. Weduwen zonder kinderen hadden het daarom extra moeilijk. Het familielid dat de weduwe in bescherming moest nemen, de losser, moest daarom ook zorgen voor kinderen.
En welke man vindt er niet graag een knappe weduwe in zijn bed. Noömi draagt Ruth daarom op om de rouwkleding af te leggen en zich op te maken als voor een bruiloft. Boaz snapt de boodschap direct. Hij had zich al eerder aangetrokken getoond tot deze Moabitische en nu ze zich ze openlijk aanbood was het tijd er gebruik van te maken. Maar wel binnen de richtlijnen van Mozes. Die richtlijnen wezen een ander aan die als losser zou moeten optreden en als je zo’n fraaie partij zonder meer zou opeisen zou het maar tot jaloezie leiden. En daar blijft het bij. Ruth past zich aan en zorgt dat niemand haar ziet vertrekken. Een verhaal waarin mensen elkaar recht doen. Ruth, de dochter van Moab, brengt hier Boaz niet op het verkeerde pad zoals eens Tamar de schoondochter van Juda zich gedwongen had gezien haar schoonvader op het verkeerde pad te brengen. Je kunt dus wel je vooroordelen tegen vreemdelingen hebben, je kunt wel bang zijn voor die rare gewoonten, maar je kunt ook verrast worden.
Wie had nu gedacht dat Moslims bijvoorbeeld Jezus van Nazareth als een groot profeet vereren? Wie had gedacht dat bij het slachtfeest een kwart van het dier dat werd geslacht gegeven moet worden aan de armen? Wie had gedacht dat Moslims de plicht hebben om de armen te steunen, met hen te delen, en dat dat een van de vijf pijlers van de Islam is? Het is allemaal niet hetzelfde als bij ons maar het kan toch niet als verkeerd of bedreigend voor onze samenleving gezien worden? Het boek Ruth dient zich aan als een romantische liefdesgeschiedenis maar als je tussen de regels door leest is het een hoogst actueel verhaal over hoe we als mensen met elkaar om moeten gaan. Zijn wij nog in staat jaloezie te vermijden? Zijn wij nog in staat respect voor een reputatie op te brengen? Zijn wij nog in staat de armen dichtbij in onze stad, in ons dorp, in onze straat te herkennen en naar hen onze hand uit te steken? We mogen ons het elke dag opnieuw afvragen.