Handelingen 13:26-41
26Â Broeders en zusters, nakomelingen van Abraham en alle anderen die God vereren, ons werd het nieuws over deze redding bekendgemaakt. 27Â De inwoners van Jeruzalem en hun leiders hebben niet alleen Jezus miskend, maar ook de uitspraken van de profeten die elke sabbat worden voorgelezen. Door Jezus te veroordelen hebben ze deze uitspraken in vervulling doen gaan. 28Â Ofschoon ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, drongen ze er bij Pilatus op aan hem terecht te stellen. 29Â Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat er over hem geschreven staat, haalden ze hem van het kruishout en legden hem in een graf. 30Â Maar God heeft hem opgewekt uit de dood; 31Â gedurende ettelijke dagen is hij verschenen aan degenen die met hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van hem getuigen. 32Â Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders 33Â in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen-ten behoeve van ons-doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.” 34Â Dat hij Jezus uit de dood heeft doen opstaan en hem niet weer aan de ontbinding zal prijsgeven, heeft hij aangekondigd met deze woorden: “Ik zal jullie schenken wat ik David plechtig beloofd heb.” 35Â In verband hiermee wordt in een andere psalm gezegd: “Het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.” 36Â Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil gestorven en met zijn voorouders verenigd; hij is tot ontbinding overgegaan, 37Â maar hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan. 38Â U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen, 39Â wordt door hem geheel vrijgesproken, mits hij gelooft. 40Â Zorg daarom dat op u niet van toepassing wordt wat door de profeten is gezegd: 41Â “Kijk, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld.”’ (NBV)
Nadat Paulus de geschiedenis van Israël heeft samengevat, van de uittocht tot en met het optreden van Johannes de Doper, begint hij de betekenis van Jezus van Nazareth te schetsen. Uitgangspunt daarbij is dat de kruisdood en de opstanding van Jezus van Nazareth al vooraf in de Hebreeuwse Bijbel, de schriften, werd voorspeld. Het belangrijkste citaat komt daarbij uit Psalm 16, vers 10 waar volgens Paulus staat :”Hij die door God tot leven is gewekt is niet tot ontbinding overgegaan”. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat in Psalm 16: 10 “U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat Uw trouwe dienaar het graf niet zien”. Dat lijkt anders maar we moeten ons realiseren dat Paulus citeert uit de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel en dat de Nieuwe Bijbelvertaling het Oude Testament, dus ook de Psalmen, vertaald heeft uit het Hebreeuws en het Nieuwe Testament vertaald heeft uit het Grieks. Er zijn mensen die willen dat je zo’n Bijbelcitaat op beide plaatsen letterlijk hetzelfde vertaalt maar de vraag is of je dan vertaalt wat er staat. We moeten immers de Bijbel niet altijd letterlijk nemen maar naar haar bedoeling.
Het is duidelijk dat Paulus wil vertellen dat de afstammeling van David die de mensheid gaat redden en tot God zal kunnen brengen niet in het graf kon blijven maar zijn leerlingen met een levende Messias de wereld in zou sturen totdat alle volken zijn volgelingen zouden zijn. Paulus spreekt in een taal die wij ook na vertaling maar met moeite kunnen begrijpen. Wat moeten we aan met de Wet van Mozes en een vrijspraak die je niet op grond van de Wet van Mozes zou kunnen begrijpen? Dat is typisch een verhaal dat je aan de Joden in de tijd van Paulus kunt voorhouden. Zij geloofden immers, zo werd het hun voorgehouden, dat als je het zou kunnen alle 163 geboden uit de Tora, die de Wet van Mozes werden genoemd, te houden je een rechtvaardige voor God zou zijn en het eeuwige leven zou kunnen hebben. Dat werd eigenlijk voor iedereen een teleurstelling want niemand kon al die geboden een heel leven lang houden. Steeds veranderden de omstandigheden, de uitdagingen in het leven, het geluk en het ongeluk in het leven en steeds weer moest je dus op een andere manier de Wet van Mozes toepassen en houden.
De Rabbijnen leerden dat er voor elk gebod wel zeventig manieren waren om dat gebod uit te leggen en dat elk van die zeventig manieren de juiste was. Jezus van Nazareth was een andere weg ingeslagen. Niet het uitpluizen van elk wetje en elk regeltje was de opgave maar de vraag hoe je de leer van Mozes tot voordeel kon laten zijn voor de zwaksten en de minsten in de samenleving. Niet jij met jouw streven de Wet te houden moest behouden worden, maar de zieke, de arme, de hongerige, de slaaf, de vreemdelingen, de weduwe en de wees. Dat kon alleen door de samenvatting van de leer centraal te stellen: heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat, zelfs door de dood heen volhouden, bracht de redding van de wereld. Want we zijn allemaal in staat om samen er voor te zorgen dat iedereen te eten heeft, dat aan alle mensen recht wordt gedaan en dat niemand langs de kant van de weg hoeft te blijven zitten. Jezus van Nazareth heeft het ons voorgedaan en wij mogen hem daarin navolgen, ook vandaag weer.