Hebreeën 9:1-14
1 ¶ Het eerste verbond bevatte bepalingen voor de rituelen van de dienst en het aardse heiligdom. 2 De voorste tent, die is ingericht met de lampenstandaard en de tafel voor de toonbroden, wordt het heilige genoemd. 3 Achter het tweede voorhangsel bevindt zich de tent die het allerheiligste genoemd wordt. 4 Daar staan het vergulde reukofferaltaar en de ark van het verbond, die langs alle zijden met goud overtrokken is en waarin zich de vergulde kruik met het manna, Aärons staf die gebloeid heeft en de platen met de verbondstekst bevinden; 5 daarop staan de cherubs als teken van Gods majesteit, zij bedekken de verzoeningsplaat met hun schaduw. Op dit alles kunnen we nu niet in detail ingaan. 6 In het aldus ingerichte heiligdom gaan de priesters voortdurend de voorste tent binnen om hun dienst te vervullen, 7 maar in de tweede tent gaat alleen de hogepriester binnen, slechts eenmaal per jaar en nooit zonder het bloed dat hij offert voor zichzelf en voor de zonden die het volk uit onwetendheid heeft begaan. 8 ¶ Hiermee maakt de heilige Geest duidelijk dat de weg naar het hemelse heiligdom niet zichtbaar is zolang de eerste tent nog dienst doet. 9 Dit alles is een zinnebeeld voor de huidige tijd: er worden daar gaven en offers gebracht die het geweten van degenen die ze opdragen niet tot volmaakte zuiverheid kunnen brengen; 10 het gaat alleen om voedsel, drank en rituele wassingen, om bepalingen over uiterlijkheden die slechts gelden tot aan de nieuwe orde. 11 Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent-die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping 12 voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven. 13 Want als het lichaam van wie onrein is al wordt gereinigd en geheiligd wanneer het besprenkeld wordt met het bloed van bokken en stieren of bestrooid met de as van een jonge koe, 14 hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God? (NBV)
Ons Wilhelmus van Nassauwe is een geschiedenisles. Het lied kent vele coupletten maar we zingen over het algemeen alleen het eerste en soms ook het zesde couplet. De andere coupletten slaan we over. Maar waarom? Het is toch al een merkwaardig lied. Ik heet geen Wilhelmus van Nassauwe en het zou mij zeer verbazen als U als lezer wel zo heet. Misschien bent U van Duitsen bloed, maar meer waarschijnlijk is dat U van Nederlandse afkomst bent. We hebben in Nederland maar één Prins van Oranje en die zal best vrij onverveerd zijn maar waarom zou iedereen dat zingen en de koning van Hispanje heeft niemand hier ooit geëerd. Toch zingen we dat lied omdat het ons verbind met de eeuwenoude geschiedenis van ons land en de waarden die in die geschiedenis bevochten zijn.
De vrijheid van geweten, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van onderwijs, het recht op een eerlijke en onafhankelijke rechtspraak op grond van vooraf vastgestelde wetgeving, het recht om onafhankelijk in het geheim afgevaardigden voor gemeenteraden, provinciale staten en de Tweede Kamer te kiezen. Dat alles klinkt in ons volkslied mee zonder dat er een woord over gezegd wordt in het lied zelf. Zo was het ook geworden met de Tempel in Jeruzalem. Daar lag de grondslag van het volk Israël. Daar lag de wetgeving waarvan iedereen wist dat je daar o zo gemakkelijk van kon afdwalen. In het dagelijks leven spelen immers niet alleen de geschreven maar ook de ongeschreven regels een rol. Niet iedereen kent de details van alle wetten en regels, binnen Israël was studie van de Wet dan ook een hoog goed. Elk jaar weer moest iedereen zich bewust worden hoe vaak en hoe ver men zich had verwijderd van de bedoeling van die Wet, je naaste lief te hebben als jezelf. Daar waren die rituelen met voorste tent en tweede tent, het heilige en het allerheiligste voor.
Maar als je dat één maal per jaar doet zijn er grote delen van het jaar dat de armsten er weinig aan hebben. Die moeten wachten tot het tijd wordt weer opnieuw te beginnen. De Christenen zijn Jezus van Nazareth gaan beschouwen als het offer dat op de Grote Verzoendag werd gebracht, door hemzelf door de kruisdood te ondergaan en daardoor de dood te overwinnen. Dat offer maakt dat je elk moment opnieuw mag beginnen je naaste lief te hebben als jezelf. Dat offer maakt dat de momenten dat je het vergeet je vergeven worden als je er maar van leert en het voortaan anders gaat doen, groeien in geloof noemen sommigen dat. Zoals het zingen van ons volkslied ons bepaalt bij de waarden van onze rechtstaat zo bepaalt de herinnering aan het offer van Jezus van Nazareth ons bij het gebod de minsten op aarde lief te hebben. En die herinnering vieren we in de kerk in het delen van brood en wijn, want om dat delen gaat het, ook vandaag weer.