Exodus 9:1-12
1 ¶ De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar de farao en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 2 Weigert u dat en houdt u hen nog langer vast, 3 dan zal de HEER in alle hevigheid de pest laten uitbreken onder uw vee, onder de paarden, ezels, kamelen, runderen, schapen en geiten. 4 De HEER zal onderscheid maken tussen het vee van de Israëlieten en dat van de Egyptenaren: de Israëlieten zullen geen enkel dier verliezen. 5 De HEER heeft het tijdstip al vastgesteld: morgen zal hij Egypte met deze plaag treffen.”’ 6 De volgende dag deed de HEER wat hij had gezegd. Al het vee van de Egyptenaren stierf, maar de Israëlieten verloren geen enkel dier. 7 De farao liet navraag doen en kreeg te horen dat er bij de Israëlieten niet één dier gestorven was. Toch bleef hij hardnekkig weigeren het volk te laten gaan. 8 ¶ De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Neem allebei een handvol as uit een oven, en laat Mozes dat dan voor de ogen van de farao in de lucht gooien. 9 Overal in Egypte zal het als fijn stof neerdwarrelen en bij mens en dier ontstekingen veroorzaken waardoor ze etterende puisten krijgen.’ 10 Dus haalden ze as uit een oven en dienden zich bij de farao aan. Toen Mozes de as in de lucht wierp, kwamen mensen en dieren onder de etterende puisten te zitten. 11 De magiërs konden zich tegenover Mozes niet staande houden, want ook zij kregen ontstekingen, net als de andere Egyptenaren. 12 Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren naar Mozes en Aäron te luisteren, zoals hij tegen Mozes gezegd had. (NBV)
Ongelooflijk, bij de Israëlieten stierf er geen een dier. De farao kon het nauwelijks geloven en liet speciaal navraag doen. We zijn op helft, dit is de vijfde plaag. De kudde van Egypte wordt getroffen met de pest, naar het woord van de Heer. Ook hier laat de vertaling ons in de steek, want in het Hebreeuws rijmt “woord” op pest. En alle paarden, ezels, kamelen, runderen, schapen en geiten vielen aan de pest ten prooi. De rijkdom en de vruchtbaarheid van Egypte wordt grondig afgebroken. En langzaam begint zich een patroon af te tekenen. De magiërs die in het begin nog hetzelfde konden als Mozes en Aäron zijn al lang buitenspel gezet, zij hebben toegegeven dat er een machtige God aan het werk is. Het levenswater van Egypte werd het dode bloed, de vruchtbare god van de kikkers verstikte het leven, het stof werd een kriebelende plaag, de grond bracht agressieve steekvliegen voort en dan nu werd al het vlees, al het zuivel en de rijkdom van Egypte ten prooi aan de God van Israël. Maar de kuddes van de slaven bleven gespaard. Al eerder had de farao aangeboden dat de kuddes mochten blijven en de slaven mochten gaan maar dat had Mozes niet aanvaard en nog eens zouden die kuddes voorwerp van onderhandeling worden. Maar hoe ernstig de plagen ook waren, hoe veel schade ze ook toebrachten aan het volk van Egypte, het kon de farao niet deren, hij liet het volk niet gaan. rechtvaardige beloning, zorg voor de zwakken in de hele wereld onze verantwoordelijkheid is. Dat we ook in deze tijden van economische teruggang een samenleving moeten opbouwen waar de armen bevrijd worden van armoede. Anders lopen ook wij gevaar dat we van crisis naar crisis gaan, crises waarbij steeds de armen het eerst slachtoffer worden. Aan die andere manier van omgaan met elkaar mogen we ook vandaag weer gaan werken.
De reactie van de God van Israël komt de Egyptenaren steeds dichter op de huid te zitten. Mozes en Aäron moeten vuisten vol as uit een oven nemen en als Mozes dat in de lucht gooit krijgen mensen en dieren etterende puisten. Beestachtig gedrag van de mensen maakt dat ze even vatbaar worden als de beesten en dezelfde ziektes krijgen. We spreken over vuisten vol as omdat die manier van vertalen de agressiviteit van de reactie op de voortdurende weigering het volk te laten gaan het beste tot uitdrukking brengt. Ook de Statenvertaling en de Naardense Bijbel vertalen al met vuisten vol as en niet zoals de Nieuwe Bijbelvertaling met een handvol as, dat klinkt toch veel vriendelijker en om het modern te zeggen: veel te soft. Nu worden voor het eerst ook heel uitdrukkelijk de Egyptische magiërs zelf slachtoffer van de machtsdemonstratie van Mozes en Aäron. Mozes en Aäron gaan naar de farao, halen de as uit de oven, gaan voor de farao staan en dan gooit Mozes zijn as in de lucht. Daar zijn de etterende puisten. Nu was uitslag met brandende blaren niet ongewoon in Egypte, maar deze etterende puisten gingen stappen verder zeker als mensen en dieren getroffen werden door dezelfde ziekte. Voor de Hebreeën zal dit een herinnering te weeg brengen die hen later de wetten voor onreinheid doet formuleren, wetten die wij kennen als de wetten tegen de huidvraat. Zoals de Egyptenaren mocht immers niemand worden.
Er hoeft dan ook niet meer gesproken te worden, de farao weet heel goed wat Mozes en Aäron willen en Mozes en Aäron weten dat het de Egyptenaren steeds duidelijker zal worden dat de God van de Hebreeën een machtig God is die niet te weerstaan is, slaven komen altijd vrij, slavernij is nooit eeuwig vol te houden, maar dat zolang de farao niet zelf wordt aangepakt deze zal blijven weigeren het volk te laten gaan. Wij denken nog wel eens dat de afhankelijkheidsrelatie waarin wij de armste volken op aarde gevangen houden voorlopig nog wel even zal kunnen blijven duren. Zelfs in ons eigen land denken sommigen dat ze vol kunnen houden dat de meerderheidscultuur die hier is beter is dan de minderheidscultuur die zich heeft aangediend. Niemand is beter dan een ander is de boodschap van de Bijbel, ja als het er op aan komt zijn we zelfs niet meer dan de dieren, we kunnen de zelfde etterende puisten krijgen. Je zelf beter vinden dan anderen brengt je alleen maar in problemen. Je zult vanuit gelijkwaardigheid samen een samenleving moeten zien te vormen. Afwijzen en uitsluiten, afhankelijk houden en de baas proberen te blijven, leidt uiteindelijk alleen maar tot geweld en ellende, het leidt tot de dood. De Bijbel roept ons op te kiezen voor het leven, ons te voegen in de bevrijding van de slaven, om samen te delen en samen echt een samenleving te vormen waarin alle mensen tot hun recht komen. Daar mogen we vandaag weer mee beginnen.