Psalm 78:1-11
Vandaag zingen we mee met Psalm 78, het eerste gedeelte daarvan. Een kunstig lied zet de Nieuwe Bijbelvertaling er boven. Die Asaf was waarschijnlijk iemand die belangrijk is geweest in de Tempeldienst. Misschien had die wel een aantal liederen verzameld en in een bundel gezet. Maar dat kunstig lied dan. Ons doet het denken aan de Rederijkers, dichters rond de Middeleeuwen die volgens strakke regels gedichten maakten. Maar dat is hier toch ook niet helemaal van toepassing. In de Bijbelvertaling van 1951 en in de Statenvertaling wordt gesproken van onderwijzing of leerdicht.Ook de Naardense Bijbel noemt deze Psalm een onderwijzing. En over leren en onderwijzen gaat het in dit lied in elk geval. De Psalm is een les op zich, waard om naar te luisteren. Niet nieuw, maar het moet worden doorverteld. En wat moet er dan worden onderwezen en geleerd. De Psalm noemt het een wonder, de Wet van de Woestijn, de richtlijn voor Jakob, de wet voor Israel. Jakob staat hier niet voor een meneer maar voor het volk dat uit hem was voortgekomen, het volk dat zijn nieuwe naam had gekregen, Israel. Die Wet hadden de nakomelingen van Jakob gekregen in de woestijn toen ze de slavernij van Egypte waren ontvlucht. Samengevat luidde die Wet dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, dat is God liefhebben boven alles. Dan pas valt er te overleven. Nu hebben wij onderwijs geleerd te zien als het uit het hoofd leren van kennis. Rijtjes woorden, wetten over taal en rekenen, formules uit natuur en scheikunde en woorden en zinnen uit vreemde talen. Het leren van de Wet van de Woestijn gaat anders. Het is een richtlijn en een wet, een Wet die je moet doen en aan je kinderen leren. Maar hoe leren ouders iets aan hun kinderen. Dat wat ouders in onze dagen aan hun kinderen leren hebben ze niet in een boekje, ze overhoren hun kinderen niet en ze geven geen proefwerken over dat wat ze aan hun kinderen hebben geleerd. Ze doen dat door het hun kinderen voor te leven. En dat geldt ook voor de les die hier wordt bedoeld. Je moet je naaste liefhebben als jezelf wil je dat ook aan je kinderen leren. Je moet bereid zijn onvoorwaardelijk te delen met de minsten wil je je kinderen duidelijk kunnen maken waar het in het leven om gaat. Dat je zelf vreemdeling bent en niet doet zoals in de huidige wereld gewoon is moet je zelf voelen wil je het op je kinderen kunnen overbrengen. Dat bleek al toen het volk werd bedreigd. De mannen van Efraïm hadden geen zin in een gevecht voor mensen die ze niet kenden. Zoals velen de wederopbouw in Afghanistan en de bescherming van vluchtelingen in Darfur en Tjaad maar onzin vinden, ver van ons bed. Dat het in verbinding met God gaat om je in te zetten voor de zwaksten, voor de minsten wordt dan vergeten. Dat niet vergeten en dus jezelf wel inzetten is de manier waarop je het je kinderen leert. Dan gaat dat verhaal door, dan komt het lied niet tot zwijgen.