1 ¶ Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, 2 maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie hij de wereld heeft geschapen. 3 In hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, 4 ¶ ver verheven boven de engelen omdat hij een eerbiedwaardiger naam heeft ontvangen dan zij. 5 Tegen wie van de engelen heeft God immers ooit gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’? Of: ‘Ik zal een vader voor hem zijn, en hij voor mij een zoon’? 6 Maar wanneer hij de eerstgeborene de wereld weer binnenleidt, zegt hij: ‘Laten al Gods engelen hem eer bewijzen.’ 7 Over de engelen zegt hij: ‘Die zijn engelen inzet als windvlagen, en zijn dienaren als een vlammend vuur.’ 8 Maar tegen de Zoon zegt hij: ‘God, uw troon houdt stand tot in alle eeuwigheid, en de scepter van het recht is de scepter van uw koningschap. 9 Gerechtigheid hebt u liefgehad en onrecht gehaat; daarom, God, heeft uw God u gezalfd met vreugdeolie, als geen van uw gelijken.’ 10 En ook: ‘In het begin hebt u, Heer, de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk van uw handen. 11 Zij zullen vergaan, maar u houdt stand, ze zullen als een gewaad verslijten, 12 als een mantel zult u ze oprollen, als een gewaad zullen ze worden verwisseld; maar u blijft dezelfde, en uw jaren zullen geen einde nemen.’ 13 Tegen wie van de engelen heeft hij ooit gezegd: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt’? 14 Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding? (NBV)
Vandaag beginnen we te lezen in de brief aan de Hebreeën. Als je een brief krijgt wil je weten van wie, maar dat weten we niet. De brief is lang toegeschreven aan Paulus maar de geleerden zijn het er over eens dat de brief in elk geval niet van Paulus is. De komende weken zullen we vaker uit deze brief lezen. Op het rooster dat voor de zondagse lezingen in de kerken wordt gebruikt staat gedurende de zogenaamde 40 dagentijd de brief aan de Hebreeën. En die 40 dagen tijd begint komende woensdag. Aswoensdag wordt dat genoemd. In die 40 dagen gedenken we het lijden van Jezus van Nazareth, en al het lijden van mensen in de wereld omdat wat aan de minste van zijn broeders, en zusters, is aangedaan aan hem is aangedaan. Waarom dan de brief aan de Hebreeën? Uit het slot van de brief meent men op te mogen maken dat de brief geschreven is door iemand die gevangen zat. Die schreef uit de gevangenis een brief aan de gemeente waar hij bij hoorde. Ik noem hij omdat het tot de overlevering behoort maar het kan ook best een zij geweest zijn die de brief heeft geschreven.
Waarom de brief aan de brief aan de Hebreeën heet? Dat komt omdat de schrijver, of schrijfster, heel veel van de boodschap uit de Hebreeuwse Bijbel haalt. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Een belangrijk deel van de jongste Christelijke gemeenten bestond uit afstammelingen van het volk Israël die probeerden de boodschap van de Tora in hun eigen wereld vorm te geven en door te geven aan hun kinderen. Het verhaal van Jezus van Nazareth is dat de Tora geen verzameling is van dorre wetsregels waarover je je moet afvragen wat nog net wel en net niet is toegestaan, maar dat de Tora, de leer van Mozes een bevrijdende leer is die ruimte maakt voor mensen om elkaar lief te hebben. Zo lief hebben dat er geen armen meer zijn, geen mensen die buiten de samenleving blijven staan. Die leer van Jezus van Nazareth geeft de mensen van Hebreeuwse afkomst een manier om met hun Heidense vrienden en kennissen om te gaan. Als we allemaal op de wereld in liefde met elkaar zouden omgaan dan was er geen lijden meer, dan waren er geen vluchtelingen, dan waren er geen politieke gevangenen, dan waren er geen slachtoffers van oorlog en onderdrukking.
Daarom begint de brief met de vaststelling dat in Jezus van Nazareth pas echt het evenbeeld van God is te ontdekken. God die een verbond had gesloten met het slavenvolk dat hij bevrijdt had uit de slavernij en die hij richtlijnen had gegeven voor het opbouwen van een menselijke samenleving in een land dat zou overvloeien van melk en honing. Door op die God te gaan lijken, door het gegeven te aanvaarden dat we door die God op de wereld zijn gezet om te doen wat die God deed, de mensen lief te hebben als zichzelf, wordt elke samenleving, in het klein en in het groot, een betere samenleving. Daarom kan de brief vanaf vers 9 ook beginnen met een lied. Een lied waarin de lof wordt gezongen over de gerechtigheid. Hiermee worden niet de uitspraken van rechters bedoeld maar dat de gelovigen de mensen weer tot hun recht zouden laten komen. Die liefde van God voor de mensen is door geen macht of kracht in de wereld uit de wereld te helpen. Dat we ons daarbij kunnen aansluiten, ons handelen daaraan mogen spiegelen is een onophoudelijke bron van vreugde. Daar is die 40 dagen tijd ook voor bedoeld, om eens goed na te denken hoe we mensen tot hun recht kunnen laten komen en het onrecht uit de wereld kunnen verdrijven. Begin in je eigen huis, je eigen dorp of stad, je eigen kerk. Dan komt de wereld pas echt tot leven.