1 Korintiërs 12:12-31
12 ¶ Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. 13 Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu uit het Joodse volk of uit een ander volk afkomstig zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn. 14 Immers, een lichaam bestaat niet uit één deel, maar uit vele. 15 Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam, ‘hoort hij er dan werkelijk niet bij? 16 En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam, ‘hoort het er dan werkelijk niet bij? 17 Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken? 18 God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde. 19 Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn? 20 Het is juist zo dat er een groot aantal delen is en dat die met elkaar één lichaam vormen. 21 Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig, ‘en het hoofd kan dat evenmin tegen de voeten zeggen. 22 Integendeel, juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk. 23 De delen van ons lichaam waarvoor we ons schamen en die we liever bedekken, behandelen we zorgvuldiger en met meer respect 24 dan die waarvoor we ons niet schamen. Die hebben dat niet nodig. God heeft ons lichaam zo samengesteld dat de delen die het nodig hebben ook zorgvuldiger behandeld worden, 25 zodat het lichaam niet zijn samenhang verliest, maar alle delen elkaar met dezelfde zorg omringen. 26 Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde. 27 ¶ Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit. 28 God heeft in de gemeente aan allerlei mensen een plaats gegeven: ten eerste aan apostelen, ten tweede aan profeten en ten derde aan leraren. Dan is er het vermogen om wonderen te verrichten, de gave om te genezen en het vermogen om bijstand te verlenen, leiding te geven of in klanktaal te spreken. 29 Is iedereen soms een apostel? Of een profeet? Is iedereen een leraar? Kan iedereen wonderen verrichten? 30 Of kan iedereen genezen? Kan iedereen in klanktaal spreken en kan iedereen die uitleggen? 31 Richt u op de hoogste gaven. Maar eerst wijs ik u een weg die nog voortreffelijker is. (NBV)
Vandaag lezen we een stuk dat Paulus geschreven heeft niet alleen voor de gemeente maar ook over de gemeente. En als we daarbij bedenken dat in de dagen van Paulus de gemeente van Jezus van Nazareth, van de mensen van de Weg, beschouwd moest worden als blauwdruk voor een nieuwe samenleving als tegenhanger van de bestaande Romeinse samenleving dan wordt dit gedeelte ook een maatschappijkritiek op de samenleving waarin wij ons bewegen. De afkomst van de leden van de gemeente van Korinte was zeer divers. Joden op de eerste plaats, maar ook Heidenen van allerlei volken. Daarbij kwam dan nog het onderscheid tussen slaven en vrijen, tussen mannen en vrouwen en tussen ouderen en jongeren. Bij Paulus smelten die verschillen samen tot één lichaam. De verschillen worden niet ontkend maar het belang van al die verschillende mensen voor dat ene lichaam is hetzelfde.
Geen van die verschillende delen mag en kan zeggen beter te zijn of belangrijker te zijn dan de andere. Je moet in een dergelijke gemeenschap, zeg samenleving, dan ook niet proberen de ene groep tegen de andere op te zetten, of enige groep uit te sluiten van dat lichaam. Als er strijd uitbreekt of als er een deel wordt afgesneden gaat het hele lichaam ten onder. Daar mogen wij in onze samenleving nog wel eens bij stilstaan. Overigens ook in de kerken mag dit wel tot bezinning leiden. Wat moet je met processen waarbij het gaat over de vraag of iemand wel of niet moet worden uitgesloten en niet over de vraag hoe je het geloof in deze dagen het beste kunt verwoorden voor al die verschillende groepen mensen. De beeldspraak van Paulus over het lichaam en de delen zal ook in zijn dagen wel tot grappen geleid hebben. De vergelijking van een lid van de gemeenschap met het geslachtsdeel van een man is niet zo vleiend. Bij Paulus wel, hij weerkaatst de grap door op te merken dat een dergelijk lichaamsdeel, dat waar we ons voor schamen en die we doorgaans bedekt houden, met meer zorgvuldigheid behandeld wordt.
Belangrijker is het lichaamsdeel dat pijn lijdt. Dan lijden alle delen mee zegt Paulus ons. Voelen we dat ook zo? Als er een grote ramp gebeurd zoals een aardbeving of een andere natuurramp wel. Binnen de kortste keren stroomt het geld binnen op giro 555 en komen de acties op gang. Maar voelen we die pijn ook als in onze buurt mensen pijn lijden? Of als mensen in onze kerk gebukt gaan onder problemen? Onverschilligheid kenmerkt toch vaak onze samenleving. Mensen die blijven toekijken als een ander verdrinkt. Niemand die uitstapt als iemand gewond op de weg ligt. De helden die van tijd tot tijd worden gehuldigd niet te na gesproken maar die helden zijn de uitzonderingen die een regel maar al te vaak helaas bevestigden. Wij moeten steeds meer beseffen dat we zelfs over de hele wereld deel uitmaken van een lichaam, het lichaam van de bevrijder van de wereld, bevrijder van armoede en ellende. Wij kunnen daarom niet anders dan mee lijden met al die lijdenden, mee delen met ieder die ons delen nodig heeft en stem geven aan stemlozen. Totdat de wereld geheeld is, het heil ter wereld is gekomen heet het deftig. Maar wie deel uitmaakt van het lichaam van Christus voelt de pijn en rust niet tot de pijn over is. Of je nu leider in de gemeente of knecht bent, dat maakt dus niet uit.