1 Korintiërs 9:1-14
1 ¶ Ik zou zelf niet vrij zijn? Ik zou geen apostel zijn? Maar heb ik dan niet Jezus, onze Heer, gezien? Bent u niet het werk dat ik dankzij de Heer tot stand heb gebracht? 2 Ook al erkennen anderen mij niet als apostel, u zou het wel moeten doen, want u bent door uw geloof in de Heer het waarmerk van mijn apostelschap. 3 ¶ Ziehier mijn verdediging tegen wie zich een oordeel over mijn apostelschap aanmatigen. 4 Hebben wij geen recht op eten en drinken? 5 Zouden wij niet het recht hebben een gelovige echtgenote op onze reizen mee te nemen, zoals de andere apostelen, de broers van de Heer en Kefas? 6 Of zouden nu uitgerekend Barnabas en ik in ons eigen levensonderhoud moeten voorzien? 7 Wie gaat er nu op eigen kosten in krijgsdienst? Wie plant er een wijngaard en eet niet van de vruchten? Of wie hoedt er een kudde en drinkt niet van de melk? 8 Dit is niet alleen een algemene waarheid, het staat ook in de wet, 9 want in de wet van Mozes staat: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Maar bekommert God zich dan om runderen? 10 Of zegt hij dit om ons? Om ons natuurlijk, want het is ook om ons dat er staat: ‘Een ploeger en een dorser werken beiden in de hoop op een aandeel in de oogst.’ 11 Als wij geestelijke zaken onder u hebben gezaaid, is het dan te veel gevraagd dat we materiële zaken van u oogsten? 12 Als anderen hierop al aanspraak kunnen maken, kunnen wij het dan niet des te meer? We hebben echter geen gebruik gemaakt van onze rechten; integendeel, we verdragen alles, omdat we de verkondiging van het evangelie van Christus niets in de weg willen leggen. 13 U weet toch dat wie in de tempel dienst doen daarvan leven, en dat wie aan het altaar dienen een deel van het offervlees krijgen? 14 Voor hen die het evangelie bekendmaken geldt hetzelfde: de Heer heeft bepaald dat zij door te verkondigen in hun levensonderhoud mogen voorzien. (NBV)
Je trapt Paulus op zijn ziel als je beweert dat hij niet een verkondiger is van het Evangelie van Jezus van Nazareth, namelijk dat die Jezus de Messias is, de bevrijder van de armen en de Koning van Israël, de Heer van de hele bewoonde aarde. Er waren in Korinte kennelijk mensen die beweerden dat die Paulus maar rondreisde, van gemeenten geld vroeg voor het levensonderhoud voor hem en zijn gezelschap, maar dat hij niet echt was, anders zou zijn God wel voor hem zorgen. Dat doet die God dus ook geeft Paulus als antwoord. Die God heeft zijn richtlijnen gegeven, de richtlijnen waarlangs een volk zo kan leven dat het in het land komt dat overvloeit van melk en honing. In die richtlijnen staat dat een arbeider zijn loon waardig is. Dat de stieren die de ploeg trekken goed verzorgd moeten worden en als stieren goed verzorgd moeten worden moeten de arbeiders dan verwaarloosd worden?
Het is een discussie die ook in onze dagen weer opspeelt. In Zwolle heeft een PKN gemeente een tijd geleden een predikant gekregen die ze niet hoeven te betalen. De man heeft nog een baantje en daar verdient hij genoeg mee om in zijn levensonderhoud te voorzien. Paulus deed dat ook vaak, hij schrijft zelf dat hij een riemensnijdende tentenmaker is die meestal in zijn eigen onderhoud voorziet. Maar dat hoeft dus niet. Soms nemen apostelen als Petrus, of de broers van Jezus van Nazareth, zelfs hun vrouwen mee als ze op zendingsreis gaan. Ook in de Protestantse Kerken is het regel dat een predikant een traktement krijgt, er is zelfs een vakbond van predikanten. Maar het is geen loon, de plaatselijke gemeente is geen “baas” van een predikant, alleen God is de baas, bij conflicten beslist uiteindelijk de landelijke vergadering van vertegenwoordigers van de gemeenten, de synode. Een predikant kan dan ook niet rijk worden van zijn werk. Hoeveel geld hij bij zijn gemeenteleden ook weet los te praten, het gaat nooit naar zijn eigen vermogen.
Dat is bij sommige valse profeten nog wel eens anders. Er zijn voorgangers die miljonair geworden zijn alleen al van de opbrengsten die ze uit hun gemeenten wisten te krijgen. De hoeveelheid geloof van de gemeenteleden moest dan worden uitdrukt in de hoeveelheid geld die werd gegeven. Wie dit gedeelte uit de brief van Paulus leest ziet hoe on-Bijbels dat eigenlijk is. De collecte in een Protestantse Eredienst is dan ook niet voor de voorganger, maar soms voor de gemeenschap en meestal voor een zogenaamd diaconaal doel. Daarmee wordt werk voor de armen gesteund, de voedselbanken, individuele hulp, een project in een arm land om mensen weer een nieuwe kans te geven, bezoekwerk in gevangenissen, zorg voor verslaafden en zo. In die Eredienst oefenen mensen in het delen van hetgeen ze hebben. Ze oefenen zodat ze het door de week maar al te goed kunnen, want de zorg voor de ander, de liefde voor de naaste staat voorop. Daarom zijn er ook voorgangers in de PKN die er niet aan verdienen, des te meer geld is er voor hen die het echt nodig hebben. Iedereen mag daaraan bijdragen, elke dag opnieuw, ook vandaag.