Matteüs 8:2-13
Wie al eens in het boek Leviticus heeft gelezen zal begrijpen dat Jezus van Nazareth eigenlijk als Priester optreed. Er staan daar heel nauwkeurige voorschriften voor de reiniging van huidvraat, de vele huidaandoeningen die er zijn, waaronder melaatsheid. Huidvraat is eng en we hebben de neiging dat wat eng is buiten te sluiten. Wat eng is moet wegwezen, terug naar de Antillen, of naar Marokko of zo. Als je ernstig en langdurig ziek bent dan moet je naar de bijstand, in elk geval niet meer naar je baas. Jezus pakt dat anders aan. Hij volgt de geboden uit de wetten van Mozes en stuurt de patient naar de tempel, om zich door de priester te laten keuren en te reinigen en het offer te brengen als betaling daarvoor. Over genezen en over wonderen van Jezus mag hij absoluut niet praten. Door deze opdrachten komt de patient weer onder de mensen, te beginnen in het hart van de samenleving. Niks eng weer gewoon meedoen, dat is de kern van de wet die na koning David in de Tempel werd bewaard. De wet van een volk waar mensen van mensen houden en waar medemensen dus nooit eng kunnen zijn. Tegenwoordig kunnen lepralijders met medicijnen worden genezen. Maar in arme landen worden die enge lepralijders nog steeds buiten de samenleving geplaatst. Daarom is het goed dat we de Leprastichting hebben, die niet alleen zorgt voor medicijnen maar ook voor opleidingen en werk, zodat de lepralijders weer opgenomen kunnen worden in de samenleving. Als U wat kunt geven aan de Leprastichting moet U het niet laten. Soms moeten we namelijk onszelf reinigen van de weerzin tegen enge mensen. Vreemdelingen kunnen eng zijn, vooral als zij onderdeel uitmaken van een bezettingsmacht. Nou was Jezus van Nazareth niet direct bang van iets dat eng is. Hij had immers net nog iemand met huidvraat aangeraakt. En die centurio, de hoofdman over 100, officier in het Romeinse leger kan nooit zo eng zijn als het klinkt. Hij komt op voor een slaaf en dat is zeer uitzonderlijk. Hij gaat er op uit voor zijn slaaf en verwacht dat niet van een ander. De onreinheid van de huidvraat kan ook op een huis rusten weten we uit het boek Leviticus en aangezien de Priesters een huis van een ongelovige niet mochten inspecteren moest iedereen er volgens de Farizeeën van uitgaan dat het huis van een ongelovige onrein is. Alles over één kam scheren noemen we dat. Maar is deze centurio een ongelovige? Volgens Jezus van Nazareth kennelijk niet. Direct zegt deze namelijk dat hij mee zal gaan naar het huis van deze Romeinse bezetter. En daar ging het Jezus om in dit verhaal, duidelijk maken wanneer je een gelovige bent. De grote zorg die deze officier in het Romeinse leger voor zijn slaaf heeft, het risico dat hij neemt door gezien te willen worden met een volksmenner als Jezus maakt dat hij zijn naaste dus kennelijk net zo lief heeft als zichzelf. Het gaat hem daarbij ook niet om zichzelf, hij is het niet waard dat Jezus om hem de wet overtreed, het gaat om zijn slaaf. En daar valt Jezus bijna om van verbazing. Al die deftige leiders van het volk, geleerden uit de Tempel die zo nauwkeurig met elkaar vaststellen met wie je wel en met wie je niet om hoort te gaan halen het niet in gehoorzaamheid aan de wet bij deze Heiden. Die heiden hoort dus ook bij het Koninkrijk van God, waar diens wet heerst, de deftige leiders plaatsen zich daar buiten. De keus is duidelijk, de gelovigen zijn zij die kiezen voor de lijdenden, de zwakken, niet voor de letters van welke wet dan ook. Vandaag voor vrouwen met erfelijke borstkanker en morgen voor de hongerenden in de wereld.