1 Johannes 4:11-21
11 Geliefde broeders en zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. 12 Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. 13 Dat wij in hem blijven en hij in ons, weten we doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest. 14 ¶ En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de wereld. 15 Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. 16 Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.17 ¶ Zo is de liefde bij ons werkelijkheid geworden, en daardoor kunnen we op de dag van het oordeel vol vertrouwen zijn, want hoewel wij nog in deze wereld zijn, zijn we als Jezus. 18 De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden. 19 Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad. 20 Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief, ‘maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft. 21 We hebben dan ook dit gebod van hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben. (NBV)
Dat is één van de eerste vragen die je tegenwoordig krijgt als je zegt dat je in God gelooft. “Heb je God dan ooit gezien?” Het geeft wel aan dat in onze samenleving de oude gewoonte om afbeeldingen te maken van de God waarin je gelooft niet meer bestaat. Want men vraagt niet meer hoe jouw God er dan wel uit mag zien. Niemand heeft dus God ooit gezien maar als we elkaar liefhebben dan ervaren we God meer dan ooit tevoren. God in ons, wij in God, het zijn abstracte begrippen voor iets dat voor gelovigen een zeer concrete werkelijkheid is geworden. Dat komt omdat we door lief te hebben delen in de Geest van God. Wie werkelijk liefheeft is voortdurend bedacht op de naaste die men liefheeft. Voortdurend wordt de vraag gesteld of wel voldoende gedeeld wordt, of wel voldoende lief gehad wordt. Zelfs al zou dat leiden tot de dood dan nog staat die liefde voor de naaste voorop.
Dat het kan hebben we te danken aan Jezus van Nazareth die de liefde voor de naaste doorleefde door de dood heen. Zijn liefde bleef ondanks zijn kruisiging een levende werkelijkheid. De appel valt niet ver van de boom kun je bij Jezus van Nazareth zeker zeggen want zoals we de liefde van God ervaren in onze liefde voor de naaste zo moet Jezus van Nazareth wel de zoon van God zijn als hij met zijn liefde zelfs de dood kon overwinnen. Nu moeten we bij het lezen van deze bijbelpassage wel bedenken dat alle mensen onze broeders of zusters zijn. De opmerking dat wie zijn broeder of zuster haat een leugenaar is als die zegt God lief te hebben geldt niet alleen voor mensen die ruzie maken in de eigen kerkgemeenschap of familie. Nee het geldt echt voor iedereen die een ander haat. Vergeet nooit dat Jezus van Nazareth aan het kruis vergeving vroeg voor hen die hem veroordeelden en voor hen die hem aan het kruis sloegen.
Wat iemand ook een ander aangedaan heeft, of ons heeft aangedaan, we kunnen altijd blijven proberen die ander op een andere weg te brengen, de weg van de liefde. Wie God liefheeft moet ook de ander liefhebben. Zelf het goede voorbeeld geven en de ander onvoorwaardelijk liefhebben is het begin. Dat betekent niet dat je alles maar goed vindt van een ander. Wie houdt van de inwoners van Israël zal tegen hen zeggen dat vrede maken meer veiligheid geeft dan oorlog voeren en wie houdt van de Palestijnen zal tegen hen zeggen dat ze een weg moeten voeren om samen te leven met Israël en dat die weg hen eerder een staat en welvaart oplevert dan de weg van het schieten van raketten en het plegen van zelfmoordaanslagen. Wie de ander liefheeft houdt zichzelf en de ander een spiegel voor, de spiegel van God die ons gebiedt de ander lief te hebben als onszelf.