Micha 1:8-16
8 ¶ Laat mij dan klagen, laat me schreeuwen, laat mij naakt en blootsvoets gaan, laat mij huilen als een jakhals, laat mij roepen als een struisvogel. 9 De wonden van Samaria zijn ongeneeslijk, ze reiken tot aan Juda, ze raken aan de poort van mijn volk, ze raken Jeruzalem. 10 Vertel het niet in Gat, ween daar niet. Wentel je in het stof van Bet-le-Afra. 11 Trek verder in gevangenschap, bevolking van Safir, naakt en in schande. Ook de bevolking van Saänan is niet ontkomen. Een rouwklacht in Bet-Haësel, de stad wordt jullie ontnomen. 12 De bevolking van Marot heeft gehoopt op het goede, maar het kwaad van de HEER daalde neer tot bij de poorten van Jeruzalem. 13 Bind de wagen aan het span, bevolking van Lachis; in jou huist het kwaad van Israël, de oorsprong van de zonde van Sion. 14 Neem daarom afscheid van Moreset-Gat; Achzibs werkplaatsen worden voor Israëls koningen als een beek die plotseling droogvalt. 15 Opnieuw zal ik een bezetter sturen, bevolking van Maresa; Israëls leiders zullen naar Adullam vluchten. 16 Scheer je haar af, scheer je kaal om de kinderen die je geluk uitmaken. Scheer je zo kaal als een gier, want ze worden bij je weggehaald. (NBV)
Sinds de tijd van de Richteren, lees er het boek Rechters maar op na, was er oorlog tussen de Filistijnen en de kinderen van Israel. Denk niet dat die oorlog voorbij is want tot op de dag van vandaag is er oorlog, al noemen we de Filistijnen nu Palestijnen. Ten onrechte want in de Bijbel staan de Filistijnen ook symbool voor de goddelozen die roven en plunderen ten koste van hun naasten, op kosten van de armen in het land. Palestijnen zijn zo in het geheel niet, daar gaat het om andere dingen. Micha roept op om vrede te maken. Hij noemt de steden van de Filistijnen en al is er een stad die ze “Wijnpers” noemen, Gat, er is ook een “Stad van het stof”, Bet le Afra. De ellende van dat gebied raakt Jeruzalem. Vanouds ging het conflict over de godsdienst. Over het aanbidden van of de vruchtbaarheidsgoden of de ene onzichtbare God die met het volk was meegegaan, tot in de ballingschap in Babel aan toe.
Die ene God had de Richtlijnen voor de inrichting van een samenleving gebaseerd op Liefde en Rechtvaardigheid centraal gesteld en die richtlijnen had het volk niet gevolgd. En als men die richtlijnen niet volgt, de samenleving niet bouwt op liefde en gerechtigheid dan komen de afgoden van Winst en Profijt weer in zicht. Dan worden er bondgenootschappen gesmeed zonder de God van Israël te zoeken als bondgenoot. Dan worden er bij vreemde volken wapens besteld waar koningen en machthebbers mee kunnen pronken maar die de minsten, de zwakken, de weduwe en de wees, honger en armoede bezorgen. Maar de vruchtbaarheidsgoden van Kanaaän zijn zo mooi. Prachtige beelden zijn er van die goden gemaakt. In hun Tempels is het een genot om er naar te kijken. De kostbaarste stoffen zijn er aan besteed. Die Tempel van de God van Israël steekt er maar schraal tegen af. Een tafel met brood, een kandelaar met zeven armen, een godslamp en een gordijn. Dat is het wel.
Ja er buiten staat groot koperen wasbekken voor de rituele wassingen, er staan grote en kleine altaren voor de offers die je mag brengen. Maar de meeste van die offers zijn bestemd om te delen, met de God, met de Priesters of zelfs met de armen, met je slaven en je knechten. Dat zijn serieuze zaken. In de Tempels van de goden van Kanaaän offeren de Priesters, daar zijn de offers alleen voor de goden, daar voed je de goden en maak je ze groot. In Israël maak je God groot door iets als gerechtigheid. En waarom zou je delen met de armen, die hebben dat toch aan zichzelf te wijten? Armen nemen toch verkeerde beslissingen? Armen verspillen hun bezit als ze het moeten sparen. De profeet Micha ziet waar een dergelijke houding op uit zal lopen. Sterkere volken zullen de zwakke overwinnen en bedrijfen. Je kunt je maar beter alvast als een slaaf gaan gedragen en je hoofd kaal scheren. Misschien dat ze dan in jou en je kinderen buit zien, ze in leven laten omdat ze bruikbaar zijn. Eigenlijk roept de profeet het volk op om het weer met die God van Israël te proberen, die had immers het volk dat toen nog uit slaven bestond bevrijd. Ook wij worden geroepen onze samenleving in te richten volgens de richtlijnen van liefde en gerechtigheid, voordat ook wij slaaf worden, slaven van winst en profijt, waar alle vrijheid is verdwenen en alleen het consumeren en produceren ons nog rest.