Jozua 4:1-14
1 ¶ Nadat het hele volk de Jordaan was overgetrokken, zei de HEER tegen Jozua: 2 ‘Kies nu twaalf mannen, één uit elke stam, 3 en zeg hun dat ze van de plaats waar de priesters in de Jordaan staan twaalf stenen moeten halen. Die moeten ze meenemen en in het kamp leggen waar ze vanaf deze nacht zullen verblijven.’ 4 Jozua liet twaalf mannen aanwijzen, één uit elke stam van Israël, en nadat hij hen bij elkaar geroepen had, 5 zei hij tegen hen: ‘Ga voor de ark van de HEER, uw God, de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. 6 Ze zullen een gedenkteken voor u zijn. Wanneer uw kinderen later zullen vragen wat die stenen betekenen, 7 dan moet u ze vertellen dat het water van de Jordaan werd tegengehouden door de aanwezigheid van de ark van het verbond met de HEER. Vertel ze dat toen de ark de Jordaan in ging het water werd afgesneden en dat deze stenen daarvan voor Israël een eeuwig gedenkteken zijn.’ 8 De mannen deden wat Jozua hun had gezegd. Ze haalden twaalf stenen uit de Jordaan, één voor elke stam, zoals de HEER aan Jozua had opgedragen. Ze droegen de stenen met zich mee naar hun kamp en legden ze daar neer. 9 Jozua richtte ook twaalf stenen op in het midden van de Jordaan, op de plaats waar de priesters stonden die de ark van het verbond droegen. Die stenen staan daar tot op de dag van vandaag. 10 ¶ De priesters die de ark droegen stonden in het midden van de Jordaan, totdat de opdracht die Jozua het volk in naam van de HEER gegeven had volledig was uitgevoerd, volgens de opdracht die hij al van Mozes gekregen had. Het volk trok zo snel mogelijk over, 11 en toen het volledig aan de overkant was gingen ook de priesters met de ark van de HEER naar de overkant en trokken ze verder voor het volk uit. 12 Ook de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse trokken in slagorde voor Israël uit, zoals Mozes hun bevolen had. 13 Deze voorhoede van het leger, zo’n veertigduizend man, trok nog voor de ark van de HEER uit ten strijde naar de vlakte van Jericho. 14 Op die dag verhoogde de HEER het aanzien van Jozua bij de Israëlieten, zodat ze zijn leven lang ontzag voor hem hadden, zoals ze ook voor Mozes hadden gehad. (NBV)
Een belangrijke gebeurtenis moet je markeren. Ook in ons land staan overal monumenten. Vooral veel monumenten ter herdenking van gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Die heeft veel onschuldige slachtoffers geëist en de willekeur waarmee mensen werden vermoord heeft de overlevenden er toe aangezet blijvende gedenktekens op te richten, zoiets mag nooit weer gebeuren. Maar in Groningen staat ook een borstbeeld van Rabenhaubt, die in 1672 de leiding had van de verdediging van de stad tegen de Bisschop van Münster. In Alkmaar vindt je een standbeeld voor Adriaan Antonisz. die de verdedigingswerken rond de stad in 1573 had aangelegd. Het verhaal van Jozua komt ons dus niet onbekend voor. In het kamp van het vertrek, in de Jordaan zelf werden stenen opgericht om die belangrijke gebeurtenis te markeren. Er zijn er die denken dat er altaren werden opgericht, zoals Jacob de stenen waarop hij had geslapen tot altaar had gemaakt. Maar dat staat er niet.
Het rare is natuurlijk dat er twee monumenten worden opgericht voor één gebeurtenis. Er staan ergens bij elkaar in de buurt 24 stenen, 12 op elke plaats die elk dezelfde gebeurtenis markeren. De enige verklaring van deze gebeurtenis is het ontstaan van de Bijbel. De verhalen zijn geen journalistieke verslagen, ze zijn ook niet ontleend aan dagboeken van betrouwbare getuigen. Het zijn volksverhalen die eeuwen op eeuwen aan volgende generaties zijn doorgegeven. Toen uiteindelijk de teksten werden verzameld waren er twee verschillende verhalen over dezelfde gebeurtenis. Er was niemand om te vragen of beide verhalen zo gebeurd waren of dat een van beide moest worden aangenomen. De betekenis van de intocht in het beloofde land was zo belangrijk en de herinnering aan Jozua zo sterk en belangrijk dat beide verhalen werden opgeschreven. Toen de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks werd vertaald is geprobeerd er één verhaal van te maken maar toen later de Hebreeuwse Bijbel zelf in het Hebreeuws werd opgeschreven heeft men de twee verhalen gewoon naast elkaar laten staan.
Als er een tijd is verstreken nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden en als die gebeurtenis veel indruk heeft gemaakt dat wordt alles wel wat groter dan het in werkelijkheid geweest is. Wie de verhalen moet geloven uit de Tweede Wereldoorlog dan krijg je de indruk dat iedereen in het verzet zat en dat in elk Nederlands huis onderduikers en Joden waren verborgen. Zo was het zeker niet. We moeten de mensen die hun leven in de waagschaal stelden voor de vervolgden en onderdrukten niet bagatelliseren, maar het was zeker niet iedereen. Zo is de grote van de voorhoede van het leger van Ruben, Gad en de helft van Manasse die vooruit gingen in de vlakte van Jericho ook iets groter dan het in werkelijkheid geweest zou kunnen zijn. Maar er komt hier nog iets bij. De verhalen die wij in de Bijbel lezen zijn voor een groot deel opgeschreven en tot een eenheid gemaakt tijdens de ballingschap. En wie droomde van terugkeer naar het beloofde land droomde van een leger dat weer de vlakte van Jericho zou overstromen, over het grote volk van de God van Israël dat het ooit onder David en Salomo was geweest. Merktekens in het landschap, gedenktekens en monumenten mogen ons er dus ook aan herinneren dat een betere wereld kan, dat oorlogen geen natuurwetten zijn, dat onderdrukking en uitbuiting, dat vervolging en geweld niet vanzelfsprekend bij het leven horen, maar dat de God van Israël deze aarde er van kan bevrijden. We mogen elke dag opnieuw aan die bevrijding gaan deelnemen.