Exodus 23:10-19
10 ¶ Zes jaar achtereen mag je je land inzaaien en de oogst binnenhalen. 11 Maar het zevende jaar moet je het land braak laten liggen en het met rust laten, dan kunnen de armen onder jullie ervan eten; wat zij nog overlaten is voor de dieren van het veld. Met je wijngaard en je olijfgaard moet je hetzelfde doen. 12 Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden; dan kunnen ook je rund en je ezel uitrusten en kunnen je slaven en de vreemdelingen die voor je werken op adem komen. 13 Houd je verre van alles waarvoor ik jullie heb gewaarschuwd. Roep geen andere goden aan, laat hun naam niet over je lippen komen. 14 Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij feestvieren. 15 In de maand abib, de maand waarin jullie uit Egypte weggetrokken zijn, moet je op de daarvoor vastgestelde dagen het feest van het Ongedesemde brood vieren. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals ik je heb opgedragen. Niemand mag dan met lege handen voor mij verschijnen. 16 Verder moeten jullie het Oogstfeest vieren, het feest van de eerste opbrengst van wat je op de akker gezaaid hebt, en tot slot, wanneer aan het eind van het jaar de hele oogst is binnengehaald, het Inzamelingsfeest. 17 Driemaal per jaar dus moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, verschijnen. 18 Als je een offerdier voor mij slacht, mag het bloed van het dier alleen vloeien wanneer er niets aanwezig is dat zuurdesem bevat, en het vet van mijn feestoffer mag niet tot de volgende morgen bewaard worden. 19 De allereerste opbrengst van je akker moet je naar het heiligdom van de HEER, je God, brengen. Je mag een geitenbokje niet koken in de melk van zijn moeder. (NBV)
Ze zeggen wel eens dat die gelovigen van die saaie serieuze mensen zijn. Hoe meer ze in de Bijbel lezen hoe ernstiger ze worden en hoe somberder ze gaan kijken. Nu is dat tegenwoordig een vooroordeel dat zeker voor Protestantse mensen niet meer opgaat maar er is ook wel een verklaring voor. In de Bijbel staan uitgebreide verhalen over feesten. Feesten die wij niet meer kennen maar die we maar al te graag zouden hebben. Lees het stukje van vandaag nog maar eens goed. Dat begint met een feest van een jaar lang. Een kaar lang niet zaaien, niet oogsten, het land braak laten liggen. Een jaar lang vakantie, eens in de zeven jaar. Veel mensen zouden dat graag willen. In banen waar men zich dat kan veroorloven hoor je dat ook nog wel eens, we nemen een Sabbatsjaar heet dat dan, een jaar om wat anders te gaan doen, een jaar om je te bezinnen op de manier waarop je je leven hebt ingericht. De armen onder ons kunnen zich dat niet veroorloven. Ook daar houdt de Bijbel rekening mee, alles wat groeit op de akker is voor de armen. De Bijbel gaat er van uit dat er zelfs meer zal groeien dan de armen nodig hebben, de rest is voor de wilde dieren.
Maar ook als je je het niet kunt permitteren hoef je niet onafgebroken je hele leven dag in dag uit te werken. Zes dagen, dan is het weer hoog tijd om te gaan rusten, feest maken dus. In de Joodse traditie werd dat de dag die wij kennen als de zaterdag. Joden en Heidenen die samen een Christelijke gemeente vormden kwamen dan de dag erop, de eerste dag van een nieuwe week, bij elkaar om te vieren dat hun Heiland, die hun leven weer tot een geheel had genezen, was opgestaan uit de dood. De dood speelde voor hen geen rol meer in het leven. De dood was niet het einde van het verhaal, het einde van het verhaal was het leven, een leven waar alle tranen gedroogd zullen zijn. Die eerste dag van de week werd onze zondag. Een dag die in onze traditie alle kenmerken van de Sabbat kreeg. Op die dag hoort er niet gewerkt te worden. Wij zijn evenmin als het volk Israël slaven van ons werk. Een individuele vrije dag is mooi, maar als alle anderen werken dan ben je dus vrij op een werkdag en ben je niet vrij van je werk. De vrije zondag zou dus een vrije zondag moeten blijven, niet om religieuze redenen, die lezen we niet in het gedeelte van vandaag, maar omdat we geen slaven willen worden van welk werk dan ook, daar zijn we van bevrijd, of we geloven of niet.
Er staan in de Bijbel natuurlijk ook religieuze feesten. Het kerstfeest staat niet in de Bijbel, dat is de Christelijke kerk pas eeuwen later gaan vieren, maar Pasen en Pinksteren staan er wel in. En nog een extra feest dat in de Christelijke traditie verdwenen is, het Loofhuttenfeest. Alledrie zijn oogstfeesten. Het eerste feest, Pasen, staat in het teken van de bevrijding uit de slavernij. Toen werd er brood gegeten dat je meeneemt op een lange reis, brood zonder zuurdesem of gist, dat bederft niet. Om je bewust te maken van die bevrijding moet je dat dus opnieuw eten en zo eten veel mensen rond de Pasen de Matzes, brood uit de Joodse traditie van bevrijding. Ook als de eerste oogst wordt binnengehaald vier je feest. Die oogst zal niet alleen voor jezelf zijn, de oogst is er om te delen. De oogst heb je gekregen van God, de God die immers alles gemaakt heeft zo dat mensen op aarde kunnen leven. Daarom gaat het eerste van de oogst naar de Tempel, daarom wordt van het geheel van de oogst gedeeld met de armen. Ook als alles is ingezameld, de oogst, het fruit van de bomen, de dieren zijn geslacht voor de winter, wordt er gefeest. Dan woont het volk Israël in hutten gemaakt van boomtakken om zich te herinneren dat ze het zo goed hebben omdat God hen bevrijd heeft en door de woestijn heeft geleid. Dat slachten van dieren en het eten van het vlees van dieren is niet zomaar, je beneemt een dier een leven en dat moet je zorgvuldig doen, met eerbied voor het leven van het dier. Daarom weet je dat een moeder rouwt om de dood van haar kind, daarom kook je het vlees van een geitenbokje ook niet in de melk van zijn moeder. Die aandacht voor wat groeit, voor wat voor ons het leven laat, mogen we best weer terug laten komen in ons leven. De kerk kent daarvoor ook de bid en de dankdagen in voor en in najaar. Maar elke dag zijn onze maaltijden een mogelijkheid om stil te staan bij de vraag wat wij delen met de armen, van wie wij dat eten hebben gekregen.