2 Korintiërs 2:14-3:6
14 God zij gedankt dat hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat hij overal door ons de kennis over hem verspreidt als een aangename geur. 15 Wij zijn de wierook die Christus brandt voor God, zowel onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan. 16 Voor de laatsten is het een onaangename geur die tot de dood leidt, voor de eersten een heerlijke geur die leven schenkt. Wie is geschikt voor deze taak? 17 Wij zijn niet als zoveel anderen, die aan het woord van God willen verdienen; wij spreken erover in alle oprechtheid, in opdracht van God, ten overstaan van hem en in eenheid met Christus. 1 ¶ Beginnen we onszelf weer aan te bevelen? Of hebben we net als sommige anderen aanbevelingsbrieven voor of van u nodig? 2 U bent zelf onze aanbevelingsbrief, in ons hart geschreven, maar voor iedereen te zien en te lezen: 3 u bent zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in het hart van mensen. 4 Dit vertrouwen kunnen wij dankzij Christus tegenover God uitspreken. 5 Niet dat wij vanuit onszelf zo bekwaam zijn dat we dit als ons eigen werk kunnen beschouwen; onze bekwaamheid danken we aan God. 6 ¶ Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het verbond van een geschreven wet, maar dat van zijn Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. (NBV)
“Zijn woord wil deze wereld omgekeerd” dichtte Huub Oosterhuis eens in een lied. Paulus illustreert dat in het gedeelte dat we vandaag lezen. Een triomftocht waarin mensen meegevoerd werden kende men in het Romeinse rijk maar al te goed. Elke Romeinse Keizer liet met enige regelmaat weer een volk veroveren of verslaan om een dergelijke triomftocht organiseren waarin de overwonnenen als slaven werden meegevoerd om daarna ter dood te worden gebracht of verkocht. De God van Israël doet het omgekeerde, die voert mensen mee als bevrijde mensen en laat ze daarna vrij. Soms werd het ter dood brengen van overwonnenen ook gezien als een offer aan de oorlogsgod Mars. De Joden kenden hun beweegoffer waarbij wierook werd geofferd als een aangename geur voor de God van Israël. Zulke offers zijn wij gelovigen ook schrijft Paulus, wij bewegen immers in de Geest van Jezus van Nazareth en zijn daarmee een aangename geur voor de God van Israël.
Dat wat wij goed doen hebben we dus niet van onszelf maar geleerd van en geïnspireerd door de bevrijder, de Messias, in het Grieks de Christus. En de mensen naar wie wij de hand hebben uitgestoken, met wie wij hebben gedeeld zijn onze aanbevelingsbrieven, zoals de gemeenten waarin het onderscheid tussen Jood en Griek, tussen vrije en slaaf, tussen arme en rijke was weggevallen de aanbevelingsbrieven voor Paulus waren. Daar gaat zijn hart naar uit zoals ons hart uitgaat naar de minsten onder ons, want wat we hen gedaan hebben hebben we aan de Christus gedaan. Ook hier vinden we weer het beeld dat Paulus gebruikt voor de 10 woorden, die staan voor alle richtlijnen voor de menselijke samenleving. In de Hebreeuwse Bijbel konden we lezen dat die 10 woorden in stenen platen gegrifd stonden en het hart vormde van het volk van Israël. Die platen werden in de Tempel in Jeruzalem bewaard, geen beeld van een God dus maar de opdracht de naaste lief te hebben als jezelf.
Maar die stenen platen hadden tot een stenen geloof geleid en volgens Paulus moet het weer een levend geloof worden dat niet in een Tempel ligt waar je niet bij mag komen maar dat in je eigen hart gegrifd staat. Dat is het nieuwe van het verbond dat Jezus van Nazareth gesloten heeft met zijn volgelingen. Dat nieuwe is dus niet een nieuwe wet, dat nieuwe vervangt dus niet een oude wet maar maakt de versteende richtlijnen weer tot een levende Weg. De richtlijnen van heb uw naaste lief als uzelf worden niet meer bewaakt door priesters en levieten in een Tempel, maar we zijn zelf een geslacht van priesters en koningen geworden schrijft Paulus op een andere plaats. Zo mogen we elke dag opnieuw een aangenaam geurend beweegoffer voor onze God worden als wij ons inzetten voor de minsten en de zwaksten in de samenleving en onze naaste liefhebben als onszelf. Ook vandaag mag dat weer.