2 Korintiërs 1:1-11
1 ¶ Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, en van onze broeder Timoteüs. Aan de gemeente van God in Korinte en aan alle heiligen in heel Achaje. 2 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. 3 ¶ Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost 4 en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. 5 Zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. 6 Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd, dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij ondergaan. 7 ¶ De hoop die wij voor u hebben is gegrond: we weten dat zoals u deelt in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. 8 U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was. We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, 9 we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, 10 die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op hem hebben we onze hoop gevestigd: hij zal ons altijd redden. 11 En ook u bent ons tot steun door voor ons te bidden. Zo klinkt uit talloze monden de dankzegging voor de gunst die hij ons bewezen heeft.(NBV)
Vandaag beginnen we te lezen in de tweede brief van Paulus aan de gemeente in Korinthe. De brief is geschreven als vervolg op een brief die verloren is gegaan, tenminste als die brief, of een gedeelte daaruit niet in deze brief terecht is gekomen. Het ontstaan van de boeken van de Bijbel is een wetenschap op zich en het laatste woord in deze wetenschap is zeker nog niet gegeven. We weten in elk geval dat deze tweede brief geschreven is toen Paulus in Macedonië was met zijn gezelschap waartoe in elk geval ook Timoteüs behoorde. Over de reizen die Paulus gemaakt heeft lezen we op de eerste plaats in het boek van de Handelingen der Apostelen, maar ook in verschillende brieven duiken beschrijvingen uit die reizen op. Zo ook hier. In dit eerste gedeelte beschrijft Paulus bijvoorbeeld hoe hij en zijn reisgezelschap gevangen waren genomen en zelfs dachten de doodstraf te zullen krijgen. Ze werden echter gered en Paulus is blij dat iedereen daar God voor wil danken want zelf zijn ze niet in staat om dit soort bevrijding te organiseren, daar heb je God voor nodig.
Die reddingen maakten wel dat de dood op zich niet meer een reden vormde om je handelen op af te stemmen. Elders heeft Paulus dat ook wel aan de gelovigen voorgehouden, de dood is geen prikkel meer, alleen de liefde van God bepaald ons handelen. Daar gaat dit begin van deze brief dan ook over. Geloven in Jezus van Nazareth is geen gemakkelijke zaak, het is vaak ook geen pretje. Het brengt je namelijk gemakkelijk in conflict met heersende ideologiën en machthebbers. Het geloof in Jezus van Nazareth heeft niets van een overgave aan een hogere macht, heeft niets van een gehoorzaamheid aan een willekeurige overheid. Het geloof in Jezus van Nazareth blijft vasthouden aan de liefde voor de minste, voor de naaste, voor de zwaksten in de samenleving. Een gemeente die gelooft in Jezus van Nazareth neemt ineens slaven op, daar zijn mannen en vrouwen gelijk, daar wordt niet gelet op afkomst, allochtonen en autochtonen zijn er gelijk, Joden en Grieken danken samen God.
In samenlevingen waar mensen in zwaar gescheiden groepen leefden ontstaan ineens gemeenschappen waar die scheidingen doorbroken worden, waar mensen elkaar de hand reiken en samen brood breken en een beker wijn delen. Voor machthebbers die geloven in “verdeel en heers” een onbestaanbaar gebeuren dat hun macht ter discussie stelt en in gevaar brengt. Dat is ook vandaag de dag nog steeds zo. Daarom moeten we ook niet verwachten dat het goede van het geloof in Jezus van Nazareth anderen vanzelf tot goede daden brengt. Je wordt er niet rijk van, je moet zelfs een dag in de week je zaak sluiten om voor anderen te kunnen gaan zorgen en samen te gaan delen. Maar juist door het vol te houden wordt het zichtbaar. In die gemeente die zich zo vormt kan men zien wie de God van Israël is en wat Jezus van Nazareth ons voorleeft. Elke dag opnieuw mogen we ons daarbij aansluiten, ook vandaag weer.