Jesaja 62:1-12
1 ¶ Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. 2 Alle volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit. Men zal je noemen bij een nieuwe naam die de HEER zelf heeft bepaald. 3 Je zult een schitterende kroon zijn in de hand van de HEER, een koninklijke tulband in de hand van je God. 4 Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten Mijn verlangen en je land Mijn bruid. Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. 5 Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God zich over jou verheugen.6 ¶ Jeruzalem, ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie die een beroep doen op de HEER, gun jezelf geen rust 7 en gun hem evenmin rust, totdat hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd. 8 De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke arm: ‘Nooit meer geef ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat. 9 Zij die het graan oogsten, zullen er ook van eten en ze zullen de HEER erom prijzen; zij die de druiven plukken, zullen ervan drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.’ 10 ¶ Ga door de poorten, ga erdoorheen, maak de weg vrij voor het volk. Ruim baan! Effen de weg en verwijder de stenen, steek het vaandel op voor de volken. 11 De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: “Je redder komt! Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.”’12 Dan noemt men hen ‘Het heilige volk’, ‘Volk dat door de HEER is vrijgekocht’, en jij zult ‘Geliefde’ heten, ‘Nooit verlaten stad’. (NBV)
Waar is die God van Israël? Bestaat die God van Israël wel? Moet je nagaan, het hele volk wordt weggevoerd. Een ander volk komt er zelfs voor in de plaats. De Tempel is verwoest , de tempelschatten zijn geroofd en als buit door overwinnaars meegevoerd. De God van dat volk en van die stad die deugt niet, die heeft het onderspit gedelfd. Dat is de reactie van de ongelovigen die rondom Israël woonden. Hoewel een volk als de Edomieten zelfs nog als broedervolk werd beschouwd deden ook die mee, zij aanbaden immers ook de God van Israël niet. Maar een handjevol achterblijvers en een grote groep ballingen bleef geloven dat de God van Israël de machtigste en eigenlijk de enige God op aarde was.
Opnieuw moest hun godsdienst worden doordacht. Opnieuw moesten de verhalen verzameld worden en bestudeerd. Zo is een groot deel van de Bijbel ontstaan in Babel waarheen de ballingen waren gevoerd. Daarheen had men de oude verhalen en oude geschriften van Tempel en paleis meegenomen. Opnieuw werden ze geredigeerd, fouten er uit gehaald en nieuw op een rij gezet. Daar werd weer ontdekt dat de God van Israël een God is die met je meetrekt en dat je daar op moet rekenen. Zoals Abraham op weg ging, zoals het volk Israël door de woestijn trok, zo zou ook die God van Israël mee gaan in de ballingschap. Er waren mensen geweest, profeten, als Jesaja, Jeremia en Ezechiël die hadden gezegd dat als het volk weer opnieuw zou gaan geloven in de God van Israël ze een nieuwe kans in hun land zouden krijgen. En uiteindelijk gebeurde dat ook, na lange tijd, toen Cyrus de opdracht gaf om de Tempel en Jeruzalem te herbouwen en de ballingen die terugkeerden de geroofde tempelschatten weer teruggaf.
In het boek Jesaja vinden we vandaag de reactie op de spotternij van de omringende volken. Jeruzalem zal niet langer een verlatene genoemd worden. Er is nog steeds een God die zich over Jeruzalem ontfermt, een God die voor de herbouw zorgt, die zorgt voor een heilig volk. Alle volken mogen dat horen, op de Tempelberg Sion verschijnt weer de Tempel en het volk, de stad en Tempel worden er naar genoemd, Sion. Maar het is en blijft dezelfde bijzondere Tempel van die bijzondere godsdienst. Geen beeld staat er in, maar het is het huis van de Liefde. Gerechtigheid gaat er van uit. Het is de Tempel van heb Uw naaste lief als Uzelf. Zo mogen ook wij dus antwoorden op onze vraag waar onze God is, dat die meetrekt als wij de minsten op de aarde helpen, de slachtoffers van overstromingen en hongersnoden, de armsten in ons eigen land en in de wereld, als we huizen bouwen voor daklozen en boeren kansen geven eerlijke landbouwprodukten te bouwen en te verhandelen tegen een eerlijke beloning. Daar is onze God aanwezig die ons elke dag opnieuw op weg stuurt om voor zijn kinderen te zorgen, ook vandaag weer.