Deuteronomium 8:1-6
1 ¶ Leef alle geboden die ik u vandaag voorhoud strikt na. Dan zult u in leven blijven, in aantal toenemen en het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, binnengaan en het in bezit nemen. 2 Denk aan de tocht die de HEER, uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang. Hij wilde u zijn macht laten voelen en u op de proef stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde: gehoorzaamheid aan zijn geboden of niet. 3 U hébt zijn macht leren kennen: hij liet u honger lijden en gaf u toen manna te eten, voedsel dat u nooit eerder had gezien en uw voorouders evenmin. Zo maakte hij u duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat de mond van de HEER voortbrengt. 4 Veertig jaar lang raakten uw kleren niet versleten en zwollen uw voeten niet op. 5 Laat ieder van u dan beseffen dat de HEER, uw God, u opvoedt zoals een vader zijn kind opvoedt. 6 Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die hij u wijst en door ontzag voor hem te tonen.(NBV)
 “Een mens leeft niet van brood alleen maar van alles wat de mond van de Heer voortbrengt”, staat er in het stuk dat we vandaag lezen. Maar wat brengt de mond van de Heer dan wel voort? Heel vaak wordt er dan gezegd dat het iets geestelijks is. Iets dat je nauwelijks onder woorden kan brengen en dat je zeker niet kunt vastpakken. Zoiets als de wind, of het vuur dat geen vorm heeft. Maar als je kijkt waar dit gedeelte over gaat dan wordt het toch een heel stuk tastbaarder. Dit gedeelte gaat over de richting die God heeft aangegeven. Die richting laat zich onder woorden brengen in het “heb Uw naaste Lief als Uzelf”, die kant moet het op met onze samenleving. Pas als je onvoorwaardelijk op elkaar weet te bouwen dan kun je de woestijn overleven. Dat bleek al bij het manna dat het volk in de woestijn vond. Als Mozes niet geweten had wat het was en dat je het zou kunnen eten dan zou het volk verhongerd zijn.
 Maar vertrouwen op iemand als Mozes lag niet voor de hand. Telkens was het volk tegen zijn leiding in opstand gekomen. Telkens ook had het het voortbestaan van het volk in gevaar gebracht. Vaak waren er doden bij gevallen. Toch, na 40 jaar, op de grens van het beloofde land zijn de lessen van de woestijn duidelijk geworden. Pas als je als volk onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen, alles voor elkaar over hebt en de kennis en vaardigheden van elk lid van het volk respecteert, waardeert en benut dan kun je zo’n tijd in de woestijn overleven. Dan raken je kleren niet versleten omdat er mensen zijn die weten hoe je kleren kunt maken van wol en andere dierenhuiden, dan zwellen je voeten niet op omdat er nooit verder gelopen wordt dan de zwakste leden van het volk aankunnen. Dat is de geest van de God van Israël waarin alles gedaan wordt. Laat elk mens tot zijn en haar recht komen, zorg voor de zwaksten en de minsten, de weduwe en de wees. Dat maakt het volk Israël tot een voorbeeld, tot een licht voor alle volken. Maar nu staat het volk op de drempel van het beloofde land, het land waarheen ze 40 jaar lang op weg waren geweest. Dat land was het land overvloeiende van melk en honing. In dat land zou je verwachten dat iedereen zichzelf wel zou kunnen redden. In zo’n land is er altijd voor iedereen werk en hoeft niemand armoede te lijden. Dat hoor je ook zo vaak over ons land vertellen. Al die zorg door de samenleving maakt mensen maar afhankelijk, net zo afhankelijk als het volk Israël in de woestijn van het manna was geworden. Maar juist op de drempel van het beloofde land wordt het volk Israël nog eens de Weg van de God van Israël ingescherpt. Juist in een land dat overvloeit van melk en honing heb je de kracht nodig die er uit gaat van de Weg van de God van Israël.
Als iedereen mee mag doen, als er voor iedereen gezorgd wordt, als niemand bang hoeft te zijn voor de toekomst van zichzelf of het gezin waarvoor gezorgd moet worden, dan durft iedereen ook alles op te offeren, inclusief zichzelf, als dat nodig is om het land te verdedigen. Angst zal de samenleving in het beloofde land aantasten. De neiging om alles zelf te gaan doen, om op je eentje oplossingen te vinden voor problemen wakkert de angst alleen nog maar aan. Samen leven, samen werken en samen delen is moeilijk. Bij ons is dan ook het samen delen maar achterwege gelaten want ieder voor zich geeft de sterksten de beste kansen en daar zou iedereen beter van moeten worden. Het boek Deuteronomium bestrijdt dat. Niet de sterksten bepalen de kracht van het volk maar de zwaksten. Pas als iedereen tot zijn of haar recht is gekomen is er gerechtigheid geschied. De waarschuwing van Mozes mogen wij ons daarom ook aantrekken. Zeker nu we nadenken over delen in de toekomst. Ook bij ons zijn de zwaksten de maat voor goed of slecht. Blijf dus kijken naar hen, blijf geloven in de Weg van de God van Israël en blijf op weg naar de samenleving die ons door die God in het vooruitzicht is gesteld.
Â